(voor resultaatbestemming)
Activa | Toelichting | 31 dec 2022 | 31 dec 2021 |
Vaste Activa | |||
VASTGOEDBELEGGINGEN | 1 | ||
DAEB vastgoed in exploitatie | 2.636.947 | 2.562.760 | |
Niet-DAEB vastgoed in exploitatie | 25.467 | 25.891 | |
Onroerende zaken verkocht onder voorwaarden | 15.384 | 14.170 | |
Vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie | 12.385 | 7.631 | |
2.690.183 | 2.610.452 | ||
MATERIËLE VASTE ACTIVA | 2 | ||
Onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie | 8.987 | 10.212 | |
FINANCIËLE VASTE ACTIVA | 3 | ||
Deelnemingen in groepsmaatschappijen | 1.737 | 1.746 | |
Subtotaal | 2.700.907 | 2.622.410 | |
Vlottende Activa | |||
Voorraden | 4 | ||
Vastgoed bestemd voor de verkoop | 0 | 130 | |
VLOTTENDE VORDERINGEN | 5 | ||
Huurdebiteuren | 750 | 748 | |
Belastingen en premies sociale verzekeringen | 367 | 0 | |
Overige vorderingen | 808 | 77 | |
Overlopende activa | 906 | 430 | |
2.831 | 1.255 | ||
Liquide middelen | |||
LIQUIDE MIDDELEN | 6 | ||
Liquide middelen | 12.822 | 11.245 | |
Subtotaal | 15.653 | 12.630 | |
Balanstotaal | 2.716.560 | 2.635.040 |
Passiva | Toelichting | 31 dec 2022 | 31 dec 2021 |
EIGEN VERMOGEN | |||
Eigen vermogen | 7 | ||
Herwaarderingsreserve | 1.174.103 | 1.142.534 | |
Overige reserves | 712.960 | 650.728 | |
Resultaat na belasting van het boekjaar | -626 | 61.666 | |
1.886.437 | 1.854.928 | ||
VOORZIENINGEN | 8 | ||
Onrendabele investeringen en herstructureringen | 14.316 | 8.538 | |
Latente belastingverplichtingen | 121.961 | 117.693 | |
Voorziening jubileumuitkering | 376 | 374 | |
Voorziening V&E-meters | 510 | 537 | |
137.163 | 127.142 | ||
LANGLOPENDE SCHULDEN | 9 | ||
Schulden/leningen overheid | 2.540 | 2.623 | |
Schulden aan kredietinstellingen | 633.772 | 594.494 | |
Verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden |
14.082 | 13.202 | |
Overige schulden | 144 | 151 | |
650.538 | 610.470 | ||
Kortlopende schulden | 10 | ||
Schulden aan overheid | 83 | 662 | |
Schulden aan kredietinstellingen | 12.722 | 0 | |
Schulden aan leveranciers | 10.251 | 3.198 | |
Schulden ter zake van belastingen, premies sociale verzekeringenen pensioenen |
5.433 | 3.308 | |
Schulden terzake van pensioenen | 187 | 166 | |
Overige schulden | 871 | 294 | |
Overlopende passiva | 12.855 | 11.366 | |
42.422 | 42.500 | ||
Balanstotaal | 2.716.560 | 2.635.040 |
Toelichting | 2022 | 2021 | |
Huuropbrengsten | 11 | 118.690 | 117.102 |
Opbrengsten servicecontracten | 12 | 7.265 | 5.731 |
Lasten servicecontracten | 13 | -7.465 | -6.271 |
Lasten verhuur en beheeractiviteiten | 14 | -9.822 | -9.819 |
Lasten onderhoudsactiviteiten | 15 | -56.755 | -38.213 |
Overige directe operationele lasten exploitatie bezit | 16 | -15.426 | -18.780 |
Nettoresultaat exploitatie vastgoedportefeuille | 36.487 | 49.973 | |
Verkoopopbrengst vastgoedportefeuille | 17 | 802 | 1.339 |
Verkoopkosten vastgoedportefeuille | 17 | -29 | -91 |
Toegerekende organisatiekosten | -123 | -196 | |
Boekwaarde verkochte vastgoedportefeuille | -485 | -929 | |
Nettoresultaat verkoop vastgoedportefeuille | 165 | 123 | |
Overige waardeveranderingen vastgoedportefeuille | 18 | -16.910 | 11.832 |
Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille | 19 | 41.898 | 307.991 |
Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille verkocht onder voorwaarden |
20 | 334 | 396 |
Waardeveranderingen vastgoedportefeuille | 25.322 | 320.219 | |
Opbrengst overige activiteiten | 21 | 2.182 | 1.514 |
Kosten overige activiteiten | 22 | -2.843 | -2.007 |
Nettoresultaat overige activiteiten | -661 | -493 | |
Overige organisatiekosten | 23 | -2.798 | -2.425 |
Leefbaarheid | 24 | -2.551 | -2.812 |
Bedrijfsresultaat | 55.964 | 364.584 | |
Rentebaten en soortgelijke opbrengsten | 25 | 311 | 293 |
Rentelasten en soortgelijke kosten | 26 | -17.395 | -18.522 |
Financiële baten en lasten | -17.084 | -18.229 | |
Resultaat voor belastingen | 38.880 | 346.355 | |
Belastingen | 27 | -7.362 | -63.422 |
Resultaat deelnemingen | 28 | -9 | -2 |
Resultaat na belasting | 31.509 | 282.931 |
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode
Kasstroom uit operationele activiteiten | 2022 | 2021 | |||||||||
Operationele Ontvangsten | |||||||||||
Huurontvangsten | 119.875 | 117.547 | |||||||||
Vergoedingen | 7.030 | 6.091 | |||||||||
Overige bedrijfsontvangsten | 438 | 171 | |||||||||
Ontvangen interest | 10 | 232 | |||||||||
Saldo ingaande kasstromen | 127.353 | 124.041 | |||||||||
Operationele Uitgaven | |||||||||||
Erfpacht | -1 | -1 | |||||||||
Betalingen aan werknemers | -16.148 | -14.697 | |||||||||
Onderhoudsuitgaven | -29.497 | -26.560 | |||||||||
Overige bedrijfsuitgaven | -27.047 | -24.802 | |||||||||
Betaalde interest | -17.106 | -18.853 | |||||||||
Sectorspecifieke heffing onafhankelijk van resultaat | -379 | -512 | |||||||||
Verhuurdersheffing | -8.287 | -11.806 | |||||||||
Leefbaarheid externe uitgaven niet investering gebonden | -1.283 | -1.251 | |||||||||
Vennootschapsbelasting | -3.462 | 0 | |||||||||
Saldo uitgaande kasstromen | -103.210 | -98.482 | |||||||||
Kasstroom uit operationele activiteiten | 24.143 | 25.559 | |||||||||
Kasstroom uit investeringsactiviteiten | |||||||||||
MVA Ingaande Kasstroom | |||||||||||
Verkoopontvangsten bestaande huur, woon- en niet woongelegenheden |
755 | 1.204 | |||||||||
(Des)Investeringsontvangsten overig | 456 | 0 | |||||||||
Tussentelling ingaande kasstroom MVA | 1.211 | 1.204 | |||||||||
MVA Uitgaande kasstroom | |||||||||||
Nieuwbouw huur, woon- en niet woongelegenheden | -23.954 | -12.271 | |||||||||
Woningverbetering. woon- en niet woongelegenheden | -17.717 | -6.863 | |||||||||
Aankoop, woon- en niet woongelegenheden | -8.852 | -712 | |||||||||
Sloopuitgaven, woon- en niet woongelegenheden | -910 | -349 | |||||||||
Investeringen overig | -298 | -655 | |||||||||
Verwerving van materiële vaste activa | -51.731 | -20.850 | |||||||||
Saldo in- en uitgaande kasstroom MVA | -50.520 | -19.646 | |||||||||
Kasstroom uit investeringsactiviteiten | -50.520 | -19.646 | |||||||||
Kasstroom uit financieringsactiviteiten | |||||||||||
Financiering Ingaande Kasstromen | |||||||||||
Nieuw geborgde leningen | 80.000 | 93.000 | |||||||||
Financiering Uitgaande Kasstromen | |||||||||||
Aflossing door WSW geborgde leningen | -50.956 | -99.195 | |||||||||
Aflossing ongeborgde leningen DAEB- investeringen | -1.090 | -1.954 | |||||||||
Tussentelling uitgaande kasstromen | -52.046 | -101.149 | |||||||||
Kasstroom uit financieringsactiviteiten | -27.954 | -8.149 | |||||||||
Mutatie liquide middelen | 1.577 | -2.236 | |||||||||
Liquide middelen | |||||||||||
Liquide middelen per 1 januari | 11.245 | 13.481 | |||||||||
Liquide middelen per 31 december | 12.822 | 11.245 | |||||||||
Mutatie Liquide middelen | 1.577 | -2.236 |
De Stichting WoonFriesland is statutair gevestigd op de Oedsmawei 26, 9001 ZJ te Grou in de gemeente Leeuwarden. Het statutaire werkgebied is de gehele provincie Fryslân. WoonFriesland is ingeschreven bij het Handelsregister Kamer van Koophandel onder nummer 01031925.
WoonFriesland is een maatschappelijke organisatie, een onderneming zonder winstoogmerk. Ons doel is goed en betaalbaar wonen te realiseren voor iedereen, maar vooral voor mensen die in de maatschappij of op de woningmarkt een kwetsbare positie hebben. De activiteiten van WoonFriesland bestaan uit:
De in de onderhavige jaarrekening gehanteerde grondslagen van waardering en resultaatbepaling zijn gebaseerd op de veronderstelling van continuïteit van de stichting.
De toegelaten instelling heeft de jaarrekening opgesteld met inachtneming van artikel 35 van de Woningwet. Het eerste lid van dit artikel schrijft de toepassing van BW2 Titel 9 voor, behoudens enkele specifieke uitzonderingen. Behalve de Woningwet zijn tevens het Besluit Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting en de Regeling Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting van toepassing. Verder zijn de Beleidsregels toepassing Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector ( "WNT") en de door de Raad voor de Jaarverslaggeving uitgegeven richtlijnen toegepast, waaronder Richtlijn 645 Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting (herzien 2016) en RJ-Uiting 2019-6 in het bijzonder. De jaarrekening is opgemaakt op 10 mei 2023.
Bij de toepassing van de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het bestuur van de stichting zich diverse oordelen en schattingen. De belangrijkste oordelen en schattingen hebben betrekking op de activa in exploitatie (zowel het sociaal als het commercieel vastgoed), de voorzieningen, de waardeverminderingen en de acute en latente belastingen. De hierbij behorende veronderstellingen zijn vermeld in de toelichting bij de hiervoor genoemde jaarrekeningposten.
WoonFriesland is operationele leaseovereenkomsten aangegaan waarbij vastgoed wordt verhuurd met verschillende looptijden en waarbij een vast bedrag per periode is afgesproken. De beoordeling of een overeenkomst een lease bevat, vindt plaats op grond van de economische realiteit op het tijdstip van het aangaan van het contract. De classificatie van leaseovereenkomsten als financiële leasing of operationele leasing vergt een beoordeling van subjectieve elementen zoals de leaseperiode ten opzichte van de economische levensduur en een inschatting van de contante waarde van de minimale leasebetalingen ten opzichte van de reële waarde van het leaseobject. De leaseovereenkomsten van WoonFriesland bevatten een leaseperiode welke (waarschijnlijk) niet het belangrijkste deel van de economische levensduur omvat en waarvan de contante waarde van de minimale leasebetalingen lager is dan 90% van de reële waarde van het leaseobject. Derhalve zijn de leaseovereenkomsten als operationele leases geclassificeerd.
Op grond van de vrijstelling ingevolge artikel 2:407 lid 2a BW is geen geconsolideerde jaarrekening opgesteld. In 2022 is er sprake van 1 100% deelneming; OBM B.V. Het belang van deze deelneming ten opzichte van WoonFriesland is echter verwaarloosbaar. Het balanstotaal per 31 december 2022 van OBM B.V. bedraagt € 1.739 dzd, het vermogen bedraagt € 1.737 dzd en het resultaat 2022 bedraagt € 9 dzd negatief. Naast de kwantitatieve overwegingen zijn er ook geen kwalitatieve overwegingen welke mogelijk wel tot consolidatie kunnen leiden.
WoonFriesland te Grou staat aan het hoofd van een groep rechtspersonen. Een overzicht van de gegevens vereist op grond van de artikelen 2:379 en 2:414 BW is onderstaand opgenomen:
Naam, statutaire zetel | Aandeel in het geplaatste kapitaal | Opgenomen in consolidatie |
OBM B.V. te Drachten | 100% | Ja |
Een actief en een post van het vreemd vermogen worden gesaldeerd in de jaarrekening opgenomen uitsluitend indien en voor zover:
Classificatie en kwalificatie Het vastgoed in exploitatie wordt op objectniveau geclassificeerd naar DAEB (sociaal) en niet-DAEB (commercieel) vastgoed, rekening houdend met de criteria van de Beschikking van de Europese Commissie d.d. 15 december 2009 aangaande de staatssteun voor toegelaten instellingen. Op grond van deze criteria omvat het sociaal vastgoed de woningen met een huurprijs tot aan de huurliberalisatiegrens (huurtoeslaggrens) op contractdatum, het maatschappelijk vastgoed en het overige sociale vastgoed.
Maatschappelijk vastgoed is bedrijfsonroerend goed dat wordt verhuurd aan maatschappelijke organisaties, waaronder zorg-, welzijn-, onderwijs- en culturele instellingen en dienstverleners en tevens is vermeld op de bijlage zoals deze is opgenomen in de EC-beschikking d.d. 15 december 2009. Het commercieel vastgoed omvat volgens de eerder genoemde criteria de woningen met een huurprijs boven de huurliberalisatiegrens (huurtoeslaggrens) op contractdatum, het bedrijfsmatig vastgoed (niet zijnde maatschappelijk vastgoed) en het overige commercieel vastgoed.
Complexindeling Het DAEB en niet-DAEB vastgoed is opgedeeld naar waarderingscomplexen. Een waarderingscomplex is een samenstel van verhuureenheden, dat in principe bestaat uit vergelijkbare verhuureenheden voor wat betreft type vastgoed, bouwperiode en locatie, en dat als één geheel aan een derde partij in verhuurde staat kan worden verkocht. Een waarderingscomplex kan daarom worden gedefinieerd als een aaneengesloten blok verhuureenheden van dezelfde bouwperiode. Alle verhuureenheden van de toegelaten instelling maken deel uit van een waarderingscomplex of zijn een afzonderlijk waarderingscomplex. Het kan voorkomen dat een waarderingscomplex bestaat uit sociaal en commercieel vastgoed. In dat geval wordt, nadat de waarde van het waarderingscomplex is bepaald, de waarde opgesplitst in een deel dat aan het sociaal vastgoed, respectievelijk aan het commerciële deel kan worden toegerekend.
Waardering bij eerste verwerking DAEB en niet-DAEB vastgoed in exploitatie Bij de eerste verwerking wordt het DAEB en niet-DAEB vastgoed in exploitatie gewaardeerd tegen de kostprijs. De kostprijs omvat de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de koopsom en alle direct toe te rekenen uitgaven, inclusief transactiekosten (waaronder juridische advieskosten, overdrachtsbelasting en andere transactiekosten) minus eventuele investeringssubsidies. De vervaardigingsprijs omvat op grond van artikel 2:388 BW de aanschaffingskosten van gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.
De in de toekomst te maken kosten van sloop worden ten laste van het resultaat verantwoord in het jaar dat de exploitatie door sloop wordt beëindigd.
Waardering na eerste verwerking Vastgoed in exploitatie wordt op grond van artikel 35 lid 2 van de Woningwet na de eerste verwerking gewaardeerd tegen actuele waarde. Op grond van artikel 31 van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 vindt de waardering plaats tegen de marktwaarde. Het Besluit actuele waarde is niet van toepassing. Op grond van artikel 14 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 vindt de waardering tegen marktwaarde plaats overeenkomstig de methodiek die is opgenomen in bijlage 2 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (āHandboek modelmatig waarderen marktwaardeā).
Op basis van artikel 31 van het BTIV wordt bij de waardering onderscheid gemaakt naar de volgende categorieën:
WoonFriesland hanteert voor alle categorieën de full versie van het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde. Bij de waardering van het vastgoed is een taxateur betrokken en zijn vrijheidsgraden van toepassing inzake uitgangspunten en parameters voor waardering. Deze zijn nader uiteengezet in de toelichting op het vastgoed in exploitatie.
Bij de waardering van het vastgoed worden een doorexploiteer- en een uitpondscenario onderscheiden. De marktwaarde is de hoogste van beide waarderingen. Het handboek volgt de netto contante waarde methode, de DCFĀmethode. Via de DCF-methode worden de toekomstige inkomende en uitgaande kasstromen contant gemaakt naar het heden aan de hand van een disconteringsvoet, inclusief de eindwaarde die de geschatte opbrengstwaarde is van het vastgoed aan het einde van de DCF-periode. Hierbij wordt verondersteld dat de jaarbedragen medio het jaar ontvangen, respectievelijk betaald worden. De berekening van de netto contante marktwaarde wordt bij alle typen vastgoed uitgevoerd voor een exploitatieperiode van vijftien jaar.
De bepaling van de toekomstige inkomende en uitgaande kasstromen vindt bij woongelegenheden en parkeergelegenheden plaats aan de hand van twee scenario's: enerzijds op basis van het doorexploiteerscenario en anderzijds op basis van het uitpondscenario. Bij BOG, MOG en intramuraal vastgoed is alleen het doorexploiteerscenario van toepassing.
Na eerste verwerking wordt een waardevermindering of -vermeerdering van de marktwaarde van onroerende zaken in exploitatie verantwoord in de winst-en-verliesrekening van de periode waarin de wijziging zich voordoet. De waardevermindering of -vermeerdering wordt separaat tot uitdrukking gebracht en in het resultaat verantwoord als NietĀgerealiseerde waardeveranderingen.
Uitgaven na eerste verwerking Voor toekomstige investeringen in bestaande complexen vastgoed in exploitatie, zoals verduurzaming, waarvoor in rechte afdwingbare verplichtingen dan wel feitelijke verplichtingen zijn aangegaan, is beoordeeld of en in hoeverre de investeringen kwalificeren als een verlieslatend contract. Bij investeringen in bestaande complexen is sprake van een verlieslatend contract indien de kostprijs van de investering hoger is dan de stijging van de marktwaarde van het complex (zie bijlage 2 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 ('Handboek modelmatig waarderen marktwaarde')). Hiervoor wordt een voorziening voor onrendabele investeringengevormd voor zover de uitgaven met betrekking tot een investering in bestaand vastgoed nog niet in de balans zijn verwerkt. De afwaardering van de bestede kosten en de vorming van de voorziening wordt in het resultaat verantwoord onder de post overige waardeveranderingen.
Groot onderhoud In de kostprijs worden de kosten van groot onderhoud opgenomen, zodra deze kosten zich voordoen en is voldaan aan de activeringscriteria op basis van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 zoals hieronder beschreven. De boekwaarde van de te vervangen bestanddelen wordt dan als gedesinvesteerd beschouwd en ineens ten laste van de winst-en-verliesrekening gebracht.
Uitgaven na eerste verwerking van vastgoed in exploitatie zijn in overeenstemming met de op 30 september 2019 gewijzigde Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 verwerkt. Hierop zijn de definities voor onderhoud en beheer zoals hierna beschreven van toepassing. Daarbij worden onderhoudsuitgaven verwerkt in het resultaat en uitgaven die kwalificeren als verbetering als onderdeel van de kostprijs van het vastgoed.
Onderscheid onderhoud en verbeteringen Het onderscheid tussen onderhoud en verbeteringen volgt de maatregelen die corporaties verrichten bij de werkzaamheden aan het vastgoed in exploitatie. Deze worden per maatregel beoordeeld. De categorie 'verbetering' zal worden behandeld als investeringsuitgaven. Onderhoudsuitgaven zijn kosten.
Onderhoud De werkzaamheden die naar hun aard dienen om een verhuurbare eenheid, dan wel complex - in vergelijking met de toestand waarin die zich bij stichting of latere verandering bevond - in bruikbare staat te herstellen en aldus de ingetreden achteruitgang op te heffen; dit ongeacht de omvang van de uitgaven.
De onderhoudsuitgaven betreffen aldus de uitgaven om een verhuurbare eenheid, dan wel complex in dezelfde technische en bouwkundige staat te houden, als waarin het zich op de peildatum (einde boekjaar) bevindt, rekening houdend met het effect van onderhoudscycli, zo nodig na het verhelpen van achterstallig onderhoud indien dit aanwezig is. Het in dezelfde technische en bouwkundige staat houden, houdt in dat er in of aan het vastgoed geen technische gebreken mogen zijn (minimaal conditiescore 4 op bouwdeelniveau voor alle bouwdelen conform NEN2767 of vergelijkbaar op het moment dat het onderhoud wordt uitgevoerd).
In de onderhoudsuitgaven zijn dus ook de uitgaven voor de vervanging van daken, voegwerk en kozijnen opgenomen omdat dit in beginstel kwalificeert als instandhouding. Ook de uitgaven voor vervanging van keukens, badkamers en toiletten vallen onder de onderhoudsuitgaven in verband met het technisch en bouwkundig in stand houden van het gebouw.
Verbetering De werkzaamheden die dienen om aan de onroerende zaak of een zelfstandig gebouwdeel een wezenlijke verandering aan te brengen, waardoor de onroerende zaak naar inrichting, aard of omvang een wijziging heeft ondergaan. De verbetering wordt als investering aangemerkt.
De investeringen voor verbetering betreffen aldus de uitgaven met als doel het technisch of functioneel verbeteren van een verhuurbare eenheid, dan wel complex. De conceptuele kaders in de fiscale praktijkhandleiding dienen daarbij als uitvalbasis. Het betreffen (ook) uitgaven om een verhuurbare eenheid, dan wel complex naar een hoger niveau te brengen (de theoretische of markttechnische verdiencapaciteit vergrotend), bijvoorbeeld verduurzamen naar energieneutraal, aanpassingen in de plattegrond, verhogen uitrustingsniveau van onderdelen van de woning of toevoegen van niet reeds in het object aanwezige installaties zoals zonnepanelen.
Tot de verbeteringen worden ten minste gerekend de werkzaamheden die verband houden met:
Ingrijpende verbouwing Er is sprake van een 'ingrijpende verbouwing' als een onroerende zaak technisch en economisch gezien hoogst verouderd is of als van een onroerende zaak een gedeelte bouwvallig is, welk gedeelte wordt afgebroken, en in het overblijvende gedeelte een groot aantal veranderingen en vernieuwingen wordt aangebracht.
Een ingrijpende verbouwing betreft aldus een grondige renovatie van een verhuurbare eenheid, dan wel complex. De ingrijpende verbouwing is erop gericht dat bij de verhuurbare eenheid, dan wel het complex een hedendaagse kwaliteit tot stand komt waar dit in de bestaande situatie niet het geval was. Deze kwaliteit zal tot stand komen via een projectmatige aanpak. De corporatie werkt voor het totaal een investeringsvoorstel uit, waaruit blijkt dat de prestaties van het complex positief worden beïnvloed (c.q. de waarde van het complex neemt toe na de ingreep). Het voorstel vloeit voort uit de vastgoedsturing (asset management) van de corporatie. Hierbij is het streven dat de lange termijn verhuurbaarheid van het betreffende object zodanig is dat in de komende jaren geen ingrijpende verplichtingen meer te verwachten zijn, anders dan planmatige cycli uit de meerjarenonderhoudsbegroting.
We beschouwen de ingrijpende verbouwing (renovatie) als een investering wanneer wordt voldaan aan de volgende criteria:
Herwaarderingsreserve Jaarlijks wordt op balansdatum de marktwaarde van onroerende zaken in exploitatie opnieuw bepaald. Winsten of verliezen ontstaan door een wijziging in de marktwaarde worden verantwoord in de winst-en-verliesrekening. Voor het positieve verschil tussen de marktwaarde van het waarderingscomplex en de initiële verkrijgings- of vervaardigingsprijs, zonder rekening te houden met enige afschrijving of waardevermindering, wordt een herwaarderingsreserve gevormd. De herwaarderingsreserve in de balans als onderdeel van het eigen vermogen geeft aan dat een deel van het eigen vermogen op het waarderingsmoment nog niet gerealiseerd is.
Afschrijvingen Op de onroerende zaken in exploitatie gewaardeerd op marktwaarde wordt niet afgeschreven.
Buitengebruikstelling als gevolg van sloop Indien op het waarderingscomplex of een deel daarvan, op de waardepeildatum 31 december 2022 een ook voor een derde, onherroepelijke verplichting tot sloop van toepassing is, wordt hier bij de waardering rekening mee gehouden. De sloopkosten worden in het jaar van uitgave ten laste van het resultaat gebracht.
Beleidswaarde Op grond van artikel 15 lid 5 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 vermeldt de toegelaten instelling volkshuisvesting de beleidswaarde in de toelichting van de jaarrekening. De beleidswaarde sluit aan op het beleid van de toegelaten instelling en beoogt inzicht te geven in de verdiencapaciteit van haar vastgoed in exploitatie, uitgaande van dit beleid.
Onder de beleidswaarde wordt verstaan de contante waarde van de aan een actief of samenstel van activa (kasstroom genererende eenheden) toe te rekenen toekomstige kasstromen uitgaande van het beleid van WoonFriesland. De grondslagen voor de beleidswaarde van het vastgoed in exploitatie (zelfstandige- en onzelfstandige woongelegenheden) komen overeen met de grondslagen voor de bepaling van de marktwaarde, met uitzondering van:
In tegenstelling tot marktwaarderingen is een negatieve beleidswaarde mogelijk voor woongelegenheden. In dergelijke gevallen is de beleidswaarde niet gecorrigeerd naar een nihilwaardering. De beleidswaarde van BOG/MOG/ZOG is gelijk aan de marktwaarde en hierbij wordt dus verondersteld dat de marktuitgangspunten overeenkomen met de eigen beleidsuitgangspunten.
WoonFriesland heeft de volgende uitgangspunten gehanteerd in de beleidswaarde:
2022 | 2021 | |
Streefhuur van % van de maximaal redelijke huur | 68,2% | 68,2% |
Norm onderhoud | 2.601 | 2.313 |
Norm beheerslasten | 777 | 673 |
Voor zover afwijkend voor de bepaling van de marktwaarde in verhuurde staat gehanteerde uitgangspunten, zijn de gehanteerde uitgangspunten voor de toekomstige exploitatie - zoals toegepast voor de bepaling van de beleidswaarde van de activa in exploitatie - afgeleid van de meerjarenbegroting (ontwikkeling streefhuur, onderhoudslasten en de lasten van verhuur & beheer) en geënt op de wettelijke voorschriften opgenomen in RTiV artikel 151. WoonFriesland heeft hierbij uitgangspunten bepaald die mede van invloed zijn op de beleidswaarde. Wijzigingen van deze uitgangspunten zijn derhalve van invloed op deze waarde.
Voor onroerende zaken in exploitatie die in het kader van een regeling Verkoop onder Voorwaarden (VOV) door de corporatie wordt overgedragen aan derden waarbij de regeling kwalificeert als financieringstransactie, eindigt het eigen gebruik en wordt het vastgoed gerubriceerd als vastgoed verkocht onder voorwaarden. De onroerende zaken verkocht onder voorwaarden worden gewaardeerd op de getaxeerde leegwaarde onder aftrek van de contractuele korting. Een eventuele waardevermeerdering of -vermindering van de boekwaarde van de onroerende zaken op het moment van de herclassificatie wordt verantwoord in de winst-en-verliesrekening onder de post Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille verkocht onder voorwaarden.
Na eerste verwerking vindt waardering plaats tegen de getaxeerde leegwaarde na aftrek van de in het VOV-contract overeengekomen korting. De leegwaarde wordt jaarlijks opnieuw geschat. Waardeveranderingen worden in het resultaat verantwoord onder de post Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille verkocht onder voorwaarden. De regeling kwalificeert als een financieringstransactie indien niet alle belangrijke economische voor- en nadelen zijn overgedragen. Dit is in het kader van een regeling VOV doorgaans het geval indien sprake is van een terugkoopplicht dan wel een terugkooprecht tegen een significant lagere terugkoopprijs dan de verwachte reële waarde op terugkoopmoment.
Voor de in de regeling overeengekomen overdrachtswaarde heeft de corporatie een terugkoopverplichting, die jaarlijks wordt gewaardeerd op de bij overdracht ontstane terugkoopverplichting, rekening houdend met de contractvoorwaarden inzake terugkoop waaronder de deling van de jaarlijkse waardeontwikkeling van de woning in het economisch verkeer. De terugkoopverplichting wordt als verplichting op de balans opgenomen zonder rekening te houden met de tijdswaarde van geld aangezien inschatting van het tijdstip waarop terugkoop in de toekomst zal plaatsvinden, mede gelet op de onbeperkte terugkooptermijn, niet goed mogelijk is. Indien de verwachting bestaat dat de terugkoop binnen één jaar zal plaatsvinden wordt de verplichting onder de kortlopende schulden verantwoord.
De waardeveranderingen ter zake van de woningen verkocht onder voorwaarden (na herclassificatie) en die ter zake de terugkoopverplichtingen worden in het resultaat verantwoord onder de post Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille verkocht onder voorwaarden.
Ultimo boekjaar wordt het verschil (indien positief) tussen de dan opnieuw vastgestelde leegwaarde na aftrek van contractuele korting en de - gefixeerde - boekwaarde op moment van herclassificatie op basis van de oude grondslag verwerkt in een herwaarderingsreserve.
Vastgoed Dit betreft lopende investeringen in nieuwe complexen (nieuwbouw) en bestaande complexen (woningverbetering, herstructurering, zie hiervoor tevens de grondslag onder uitgaven na eerste verwerking hiervoor). De waardering bij eerste verwerking is tegen de kostprijs. De kostprijs omvat de verkrijgings- of vervaardigingsprijs), rekening houdend met eigen ontwikkelingskosten en overige hieraan direct toerekenbare kosten.
De waardering na eerste verwerking van het vastgoed in ontwikkeling is tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs dan wel de lagere marktwaarde. De marktwaarde wordt bepaald met behulp van geprognosticeerde kasstromen op basis van aannames zoals hiervoor toegelicht onder vastgoed in exploitatie onder Waardering na eerste verwerking.
Indien gerede twijfel bestaat of de reeds bestede kosten terugverdiend kunnen worden, wordt het vastgoed tegen de lagere marktwaarde van het project in het bestaande ontwikkelingsstadium gewaardeerd en wordt het nadelig verschil in het resultaat verantwoord onder de post Overige waardeveranderingen.
In het geval per balansdatum sprake is van feitelijke dan wel juridische investeringsverplichtingen inzake DAEB en nietĀDAEB vastgoed in ontwikkeling, waarbij de geschatte kostprijs van het vastgoed hoger is dan de marktwaarde, wordt het verschil eerst in mindering gebracht op de reeds bestede kosten en wordt voor het resterend bedrag een voorziening gevormd voor onrendabele investeringen en herstructureringen. De afwaardering van de bestede kosten tot nihil wordt in het resultaat verantwoord onder de post Overige waardeveranderingen.
Grondposities Ingenomen grondposities (al dan niet met opstallen) worden aangeschaft met het oog op (her)ontwikkeling van huur- en koopprojecten. De grondposities worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de kostprijs en bijkomende kosten. Na eerste verwerking worden de grondposities gewaardeerd tegen de kostprijs of lagere marktwaarde, welke de huidige marktverhoudingen omtrent de verwachte woningbouwwaarde van de grond weerspiegelt. De veranderingen in de marktwaarde worden in het resultaat verantwoord onder de post Overige waardeveranderingen
Herclassificatie geschiedt slechts indien sprake is van een wijziging van het gebruik of het beleid, gestaafd door:
De onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie worden gewaardeerd tegen de kostprijs (verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs), minus eventuele investeringssubsidies, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en indien van toepassing cumulatieve bijzondere waardeverminderingen. Er zijn geen rentekosten in de, tegen de vervaardigingsprijs gewaardeerde, materiële vaste activa opgenomen.
De materiële vaste activa worden als volgt lineair afgeschreven op basis van de geschatte economische levensduur rekening houdend met de restwaarde:
Indien de verwachting omtrent de afschrijvingsmethode, gebruiksduur en/of restwaarde in de loop van de tijd wijzigingen ondergaat, worden zij als een schattingswijziging verantwoord.
Voor de op 1 januari 2019 aanwezige activa is de overgangsbepaling van RJ 212.806 toegepast, hetgeen betekent dat de kosten van groot onderhoud in de boekwaarde van het actief worden opgenomen, zodra deze kosten zich voordoen en aan de activeringscriteria is voldaan. De boekwaarde van dan vervangen bestanddelen wordt dan als desinvestering aangemerkt en ineens ten laste van de winst-en-verliesrekening gebracht.
Voor materiële vaste activa verworven nĆ” 1 januari 2019 worden belangrijke bestanddelen (inclusief groot onderhoud) met een verschillende gebruiksduur van elkaar onderscheiden en worden deze bestanddelen afzonderlijk afgeschreven.
Alle overige onderhoudskosten, niet zijnde groot onderhoud, worden direct in de winst-en-verliesrekening verwerkt.
Buiten gebruik gestelde materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de boekwaarde dan wel de lagere opbrengstwaarde.
Een materieel vast actief wordt niet langer in de balans opgenomen na vervreemding of wanneer geen toekomstige prestatie-eenheden van het gebruik of de vervreemding worden verwacht. De bate of last die voortvloeit uit de desinvestering wordt in de winst-en-verliesrekening verwerkt.
Deelnemingen waarin de stichting invloed van betekenis uitoefent op het zakelijke en financiële beleid worden tegen de vermogensmutatiemethode gewaardeerd. Voor de bepaling of sprake is van invloed van betekenis worden de financiële instrumenten die potentiële stemrechten bevatten mede in aanmerking genomen.
Overeenkomstig de vermogensmutatiemethode worden de deelnemingen in de balans opgenomen tegen het aandeel van de stichting in de nettovermogenswaarde vermeerderd met haar aandeel in de resultaten van de deelnemingen en haar aandeel in de directe mutaties in het eigen vermogen van de deelnemingen vanaf het moment van verwerving, bepaald volgens de grondslagen zoals vermeld in deze jaarrekening, verminderd met haar aandeel in de dividenduitkeringen van de deelnemingen. In de winst-en-verliesrekening wordt het aandeel van de stichting in het resultaat van de deelnemingen opgenomen. Indien en voor zover de stichting niet zonder beperking uitkering van de positieve resultaten aan haar kan bewerkstelligen, worden de resultaten in een wettelijke reserve opgenomen. Haar aandeel in de rechtstreekse vermogensvermeerderingen en -verminderingen van de deelnemingen wordt ook in de wettelijke reserve opgenomen met uitzondering van herwaarderingen van activa die in de herwaarderingsreserve worden verwerkt.
Indien de waarde van de deelneming volgens de vermogensmutatiemethode nihil is geworden, wordt deze methode niet langer toegepast en blijft de deelneming bij ongewijzigde omstandigheden op nihil gewaardeerd. Hierbij worden andere langlopende belangen in de deelneming die feitelijk worden aangemerkt als een onderdeel van de netto-investering, ook meegenomen. Indien en voor zover geheel of gedeeltelijk voor de schulden van de deelneming wordt ingestaan respectievelijk een feitelijke verplichting bestaat de deelneming tot betaling van haar schulden in staat te stellen, wordt een voorziening opgenomen. De voorziening wordt gewaardeerd tegen contante waarde.
Een vervolgens verkregen aandeel in de winst van de deelneming wordt pas weer verwerkt indien en voor zover het cumulatief niet-verwerkte aandeel in het verlies is ingelopen.
Deelnemingen waarin geen invloed van betekenis op het zakelijke en financiële beleid wordt uitgeoefend, worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs minus eventuele bijzondere waardeverminderingen. Het dividend wordt als resultaat aangemerkt en verwerkt onder de financiële baten en lasten.
Resultaten uit transacties met en tussen niet-geconsolideerde deelnemingen die tegen nettovermogenswaarde gewaardeerd worden, worden proportioneel verantwoord. Resultaten uit transacties met en tussen deelnemingen die tegen kostprijs worden gewaardeerd, worden volledig verantwoord tenzij zij in wezen niet zijn gerealiseerd.
Latente belastingvorderingen Voor de waardering en verwerking van latente belastingvorderingen wordt verwezen naar de afzonderlijke paragraaf āBelastingenā.
Vastgoed bestemd voor verkoop betreft opgeleverde (en nog niet verkochte) nieuwbouw en teruggekochte woningen uit hoofde van een terugkoopplicht, bestemd voor verkoop. De waardering van de opgeleverde nieuwbouw is tegen vervaardigingsprijs en daaraan toegerekende directe kosten dan wel lagere netto-opbrengstwaarde.
De waardering van de teruggekochte woningen met een terugkoopplicht is op moment van verkrijging tegen de marktwaarde na aftrek van de contractuele korting, hetgeen tevens de verkrijgingsprijs is voor de waardering als voorraad, en na eerste verwerking rekening houdend met de lagere opbrengstwaarde. De lagere opbrengstwaarde is de verwachte verkoopprijs en wordt bepaald op basis van taxaties dan wel recente verkooptransacties van referentiewoningen onder aftrek van kosten voor verkoop.
Onder de post voorraden zijn verder grondposities zonder concrete bouwbestemming opgenomen, waarvan besloten is tot afstoting. De waardering is tegen verkrijgingsprijs en daaraan toegerekende directe kosten dan wel lagere opbrengstwaarde.
De voorraad onderhoudsmaterialen wordt gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of lagere opbrengstwaarde.
De verstrekte leningen en overige vorderingen onder de vlottende activa opgenomen die geen onderdeel zijn van de handelsportefeuille, worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde plus transactiekosten en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs minus een eventuele benodigde voorziening voor oninbaarheid.
Onder liquide middelen worden verstaan kasmiddelen, de tegoeden op bankrekeningen en wissels en cheques. Liquide middelen worden gewaardeerd op basis van nominale waarde. Deposito's worden onder liquide middelen opgenomen indien zij in feite - zij het eventueel met opoffering van rentebaten- ter onmiddellijke beschikking staan. Liquide middelen die (naar verwachting) langer dan twaalf maanden niet ter beschikking staan van de stichting, worden als financiële vaste activa gerubriceerd.
WoonFriesland beoordeelt op elke balansdatum of een financieel actief of een groep van financiële activa bijzondere waardevermindering heeft ondergaan. Voor alle categorieën financiële activa die tegen (geamortiseerde) kostprijs worden gewaardeerd, wordt bij aanwezigheid van objectieve aanwijzingen voor bijzondere waardeverminderingen, de omvang van het verlies uit hoofde van de bijzondere waardevermindering bepaald en in de winst-en-verliesrekening verwerkt.
Bij financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs wordt de omvang van het verlies bepaald als het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de best mogelijke schatting van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt tegen de effectieve rentevoet van het financiële actief zoals die is bepaald bij de eerste verwerking van het instrument. Een voorheen opgenomen waarderingsverlies wordt teruggenomen, indien de afname van de waardevermindering verband houdt met een objectieve gebeurtenis na afboeking, tot maximaal het bedrag dat benodigd is om het actief te waarderen op de geamortiseerde kostprijs ten tijde van de terugname als geen sprake zou zijn geweest van een bijzondere waardevermindering. Het teruggenomen verlies dient in de winst-en-verliesrekening te worden verwerkt.
De boekwaarde van de vorderingen wordt verlaagd met gebruikmaking van een voorziening wegens oninbaarheid.
In de jaarrekening wordt een financieel instrument geclassificeerd overeenkomstig de juridische realiteit. Rente, dividenden, baten en lasten met betrekking tot een (deel van een) financieel instrument worden in de jaarrekening opgenomen afhankelijk van de classificatie van het financieel instrument als financiële verplichting respectievelijk als eigen-vermogensinstrument.
Herwaarderingsreserve Bij de herwaardering is rekening gehouden met de invloed van belastingen op vermogen en resultaat door een voorziening latente belastingen ten laste van de herwaarderingsreserve te vormen. Voor het positieve verschil tussen de marktwaarde van het waarderingscomplex en de initiële verkrijgings- of vervaardigingsprijs, zonder rekening te houden met enige afschrijving of waardevermindering en voor aftrek van de eventuele onrendabele top, wordt een herwaarderingsreserve gevormd.
Een voorziening wordt gevormd indien de stichting op balansdatum een in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting heeft waarvan het waarschijnlijk is dat voor de afwikkeling een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang betrouwbaar is te schatten.
De omvang van de voorziening wordt bepaald door de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende verplichtingen en verliezen per balansdatum af te wikkelen. Tenzij anders vermeld, worden voorzieningen gewaardeerd tegen contante waarde.
Indien het waarschijnlijk is dat voor uitgaven die noodzakelijk zijn om een voorziening af te wikkelen een vergoeding van een derde zal worden ontvangen, wordt deze vergoeding gepresenteerd als een afzonderlijk actief.
In het geval per balansdatum sprake is van feitelijke dan wel juridische investeringsverplichtingen inzake sociaal en commercieel vastgoed in ontwikkeling, waarbij de geschatte kostprijs van het vastgoed hoger is dan de aan deze investeringsverplichtingen toe te rekenen marktwaarde per balansdatum op basis van het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde, wordt het verschil eerst in mindering gebracht op de reeds bestede kosten en wordt voor het resterend bedrag een voorziening gevormd voor onrendabele investeringen en herstructureringen. De afwaardering van de bestede kosten tot nihil en de vorming van de voorziening wordt in het resultaat verantwoord onder de post Overige waardeveranderingen. Daarnaast wordt deze voorziening gevormd voor bijzondere waardeveranderingen inzake nieuwbouwwoningen in ontwikkeling die bij oplevering aan derden worden overgedragen onder een āverkoop onder voorwaardenā-regeling.
De voorziening reorganisatiekosten is gevormd indien op balansdatum een gedetailleerd plan is geformaliseerd en de gerechtvaardigde verwachting is gewekt bij hen voor wie de reorganisatie gevolgen zal hebben dat de reorganisatie zal worden uitgevoerd. De voorziening bestaat uit de directe kosten van de reorganisatie.
Voor reorganisaties waarvoor per balansdatum een plan is geformaliseerd, maar waarvoor pas na balansdatum hetzij de gerechtvaardigde verwachting is gewekt richting betrokkenen dat de reorganisatie zal worden uitgevoerd, hetzij is gestart met de implementatie van het reorganisatieplan, is informatie opgenomen onder de gebeurtenissen na balansdatum. De voorziening wordt, op basis van de beperkte looptijd, tegen nominale waarde gewaardeerd
Voor de waardering en verwerking van de voorziening latente belastingen wordt verwezen naar de afzonderlijke paragraaf āBelastingenā.
De overige voorzieningen zijn gevormd voor jubileumuitkeringen aan personeel en voor V & E-meters. De voorziening voor jubileumuitkeringen aan personeel is gevormd voor in de toekomst uit te betalen jubileumuitkeringen aan personeel op grond van CAO-bepalingen uitgaande van het personeelsbestand ultimo boekjaar. Bij de bepaling van de omvang van de voorziening is rekening gehouden met verwachte salarisstijgingen, een geschatte blijfkans en leeftijd. Van de blijfkans is een staffel gemaakt met een minimum van 40%. De voorziening is tegen de contante waarde opgenomen uitgaande van een disconteringsvoet van 3%.
Voor de nog niet bestede V-meters is een voorziening opgenomen. Bewoners hebben eenmalig E-meters gekregen afhankelijk van de leeftijd van de huurwoning te besteden aan energiebesparende maatregelen. Er is een voorziening opgenomen voor de nog niet bestede E-meters. De voorziening voor V&E-meters is gewaardeerd tegen contante waarde.
Bij de eerste opname van langlopende schulden worden deze opgenomen tegen reële waarde. In geval dat de vervolgwaardering niet tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening plaatsvindt, wordt bij de eerste waardering de reële waarde verminderd met de direct daaraan toe te rekenen transactiekosten.
De langlopende schulden worden na de eerste waardering gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs volgens de effectieve-rentemethode. Winst of verlies worden in de winst-en-verliesrekening opgenomen zodra de verplichtingen niet langer op de balans worden opgenomen, alsmede via het amortisatieproces.
De aflossingsverplichting voor het komend jaar is opgenomen onder de kortlopende schulden.
Voor de waarderingsgrondslag inzake terugkoopverplichtingen uit hoofde van onroerende zaken in exploitatie die in het kader van een regeling Verkoop onder Voorwaarden (VOV) door de corporatie zijn overgedragen aan derden, wordt verwezen naar paragraaf āVastgoed verkocht onder voorwaardenā van dit hoofdstuk.
Bij de eerste opname van kortlopende schulden worden deze opgenomen tegen reële waarde. In geval dat de vervolgwaardering niet tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening plaatsvindt, wordt bij de eerste waardering de reële waarde verminderd met de direct daaraan toe te rekenen transactiekosten.
Financiële verplichtingen behoren tot de handelsportefeuille, indien deze zijn verworven of aangegaan met het doel deze verplichtingen op korte termijn te verkopen. Deze categorie wordt na de eerste waardering gewaardeerd tegen reële waarde zonder aftrek van eventuele transactiekosten bij vervreemding. Baten of lasten die voortvloeien uit veranderingen in de reële waarde worden verwerkt in de winst-en-verliesrekening.
De overige kortlopende schulden worden na de eerste waardering gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs volgens de effectieve-rentemethode. Winst of verlies worden in de winst-en-verliesrekening opgenomen zodra de verplichtingen niet langer op de balans worden opgenomen, alsmede via het amortisatieproces.
De geamortiseerde kostprijs is het bedrag waarvoor een financieel actief of financiële verplichting bij de eerste verwerking in de balans wordt opgenomen, verminderd met aflossingen op de hoofdsom, vermeerderd of verminderd met de via de effectieve-rentemethode bepaalde cumulatieve amortisatie van het verschil tussen dat eerste bedrag en het aflossingsbedrag en verminderd met eventuele afboekingen (direct, dan wel door het vormen van een voorziening) wegens bijzondere waardeverminderingen of oninbaarheid.
De reële waarde van de financiële instrumenten die op actieve markten worden verhandeld per de balansdatum, wordt bepaald op basis van genoteerde beurskoersen, zonder aftrek van transactiekosten. Voor financiële instrumenten die niet op een actieve markt worden verhandeld, wordt de reële waarde bepaald met passende waarderingsmethoden. Dergelijke methoden zijn onder meer:
Een overzicht van de reële waarden van de financiële instrumenten wordt verschaft in de toelichting op de financiële instrumenten.
WoonFriesland maakt gebruik van afgeleide financiële instrumenten zoals renteswaps ter afdekking van de gelopen risico's betreffende de renteschommelingen. WoonFriesland scheidt een in een contract besloten derivaat (embedded derivative) af van het basiscontract, indien aan onderstaande voorwaarden is voldaan:
Het afgescheiden derivaat wordt gewaardeerd in overeenstemming met onderstaande grondslagen.
Op het moment van de eerste verantwoording rubriceert de stichting de derivaten onder de reikwijdte van RJ 290 op portefeuillebasis in de onderstaande subcategorie:
WoonFriesland past hedge accounting toe op basis van generieke documentatie.
WoonFriesland documenteert het volgende:
De afdekkingen die aan deze strikte voorwaarden voor hedge accounting voldoen, worden als volgt verantwoord.
De waardering van het derivaat is afhankelijk van de afgedekte post en is als volgt:
De resultaatbepaling is als volgt:
Kostprijshedge accounting wordt beëindigd indien:
Een financieel instrument wordt niet langer in de balans opgenomen indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot de positie aan een derde zijn overgedragen.
De beoordeling of een overeenkomst een lease bevat, vindt plaats op grond van de economische realiteit op het tijdstip van het aangaan van het contract. Het contract wordt aangemerkt als een leaseovereenkomst als de nakoming van de overeenkomst afhankelijk is van het gebruik van een specifiek actief of de overeenkomst het recht van het gebruik van een specifiek actief omvat.
In geval van financiële leasing (waarbij de voor- en nadelen verbonden aan de eigendom van het lease-object geheel of nagenoeg geheel door de lessee worden gedragen) worden het lease-object en de daarmee samenhangende schuld bij het aangaan van de overeenkomst in de balans verwerkt tegen de reële waarde van het lease-object op het moment van het aangaan van de leaseovereenkomst of, indien dit lager is, tegen de contante waarde van de minimale leasebetalingen. De initiële directe kosten van de lessee worden opgenomen in de eerste verwerking van het actief. De leasebetalingen worden gesplitst in rentelasten en aflossing van de uitstaande verplichting, waarmee een constante rentevoet wordt bereikt over de resterende netto-verplichting.
Het geactiveerde leaseobject wordt afgeschreven over de kortste termijn van de leaseperiode of de gebruiksduur van het object, in geval er geen redelijke zekerheid is dat de lessee aan het einde van de leaseperiode eigenaar wordt.
In geval van operationele leasing worden de leasebetalingen lineair over de leaseperiode ten laste van de winst-enĀverliesrekening gebracht.
Baten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben voor zover deze gerealiseerd zijn. De kosten worden bepaald met inachtneming van de hiervoor vermelde grondslagen voor waardering en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. (Voorzienbare) verplichtingen en mogelijke verliezen die hun oorsprong vinden voor het einde van het boekjaar worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden en overigens wordt voldaan aan de voorwaarden voor het opnemen van voorzieningen.
Bijzondere baten of lasten die behoren tot de gewone bedrijfsuitoefening, worden op grond van aard, omvang of het incidentele karakter afzonderlijk toegelicht teneinde een goed inzicht te geven in het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening van de corporatie en met de ontwikkeling daarin. Bijzondere posten worden met het oog op de analyse en de vergelijkbaarheid van de resultaten zoveel mogelijk naar aard en omvang afzonderlijk toegelicht.
De winst-en-verliesrekening wordt zoals voorgeschreven in de Woningwet, gepresenteerd op basis van de functionele indeling.
Opbrengsten worden verwerkt per afzonderlijke prestatieverplichting. De aard van de belangrijke prestatieverplichtingen en de methode van toerekening van opbrengsten aan verslagperioden waaronder de wijze van vastlegging van de mate van voltooiing van opdrachten tot dienstverlening is hieronder beschreven voor iedere categorie.
Opbrengsten uit de levering van (huur)diensten worden verantwoord naar rato van de geleverde prestaties. De huuropbrengsten zijn het resultaat van het gevoerde huurprijsbeleid van WoonFriesland, rekening houdend met de door het Rijk bepaalde kaders (zoals maximale huurverhoging, maximaal redelijke huur en maximale huursomstijging) en onder aftrek van huurderving wegens leegstand en oninbaarheid.
De opbrengsten servicecontracten betreffen vergoedingen van huurders boven de netto huurprijs voor leveringen en diensten (zoals energie, water, huismeesters, schoonmaakkosten, glasverzekering). De opbrengsten worden verminderd met derving wegens oninbaarheid. De kosten van de leveringen en diensten worden verantwoord onder de lasten servicecontracten.
Hier worden zowel de directe lasten voor de verhuur en beheeractiviteiten als de indirecte lasten via de kostenĀverdeelstaat verantwoord, waaronder toegerekende lasten voor personeel en afschrijvingen.
Lonen, salarissen en sociale lasten worden op grond van de arbeidsvoorwaarden verwerkt in de winst en-verliesrekening voor zover ze verschuldigd zijn aan werknemers respectievelijk de belastingautoriteit.
De stichting neemt een verplichting op als de stichting zich aantoonbaar onvoorwaardelijk heeft verbonden om een ontslag- of transitievergoeding te betalen. Als het ontslag onderdeel is van een reorganisatie neemt de stichting de kosten van een ontslag- of transitievergoeding op in een reorganisatievoorziening.
De afschrijvingen (im)materiële vaste activa ten dienste van exploitatie worden gebaseerd op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Afschrijvingen vinden plaats volgens de lineaire methode op basis van de geschatte economische levensduur. Afschrijving van het actief vindt plaats tot de restwaarde is bereikt. De afschrijvingen worden aan de verschillende activiteiten toegerekend.
De werkelijke onderhoudskosten voor dagelijks- en mutatieonderhoud en planmatig onderhoud worden ten laste van de exploitatie gebracht. Het dagelijks- en mutatieonderhoud wordt onderscheiden in de kosten van derden en de kosten van eigen dienst. Met ingang van boekjaar 2020 verwerkt Woonfriesland "Uitgaven na eerste verwerking van vastgoed in exploitatie" in overeenstemming met het op 30 september 2019 gewijzigde artikel 14a van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015. Zie toelichting en grondslagen bij rubriek Vastgoed in exploitatie.
Onder deze post worden alle direct aan het verslagjaar toe te rekenen kosten van onderhoud verantwoord. Van toerekenbaarheid is sprake als de daadwerkelijke werkzaamheden in het verslagjaar hebben plaatsgevonden. Reeds aangegane verplichtingen waarvan de werkzaamheden nog niet zijn uitgevoerd op balansdatum worden verwerkt onder de niet in de balans opgenomen verplichtingen.
Hieronder worden verantwoord de verhuurdersheffing, de kosten gerelateerd aan het niet kunnen incasseren van vorderingen op huurders anders dan huur en andere exploitatiekosten die niet tot een meer specifieke kostensoort behoren. WoonFriesland verwerkt de overheidsheffingen zoals onroerendezaakbelasting en verhuurderheffing op het moment dat aan alle voorwaarden voor de overheidsheffing is voldaan.
De lasten van het verkochte vastgoed in ontwikkeling inclusief de toegerekende organisatiekosten vanuit de kostenverdeelstaat en rente in het kader van financiering worden hieronder verantwoord.
De post Netto gerealiseerd resultaat verkoop vastgoedportefeuille betreft het saldo van de behaalde verkoopopbrengst minus de toerekenbare verkoop- en organisatiekosten en de geactiveerde waarde met betrekking tot het vastgoed.
Opbrengst uit verkoop van vastgoed wordt in de winst-en-verliesrekening verwerkt als alle belangrijke rechten op economische voordelen alsmede alle belangrijke risico's met betrekking tot de activa zijn overgedragen aan de koper, het bedrag van de opbrengst op betrouwbare wijze kan worden bepaald en ontvangst van de opbrengst waarschijnlijk is.
Op basis van deze criteria wordt onder deze post de verkoopopbrengst van vastgoed in exploitatie onder aftrek van verkoopkosten en de boekwaarde verantwoord. De boekwaarde is op basis van de marktwaarde. Daarnaast wordt onder deze post verantwoord de opbrengstwaarde van verkocht vastgoed bestemd voor de verkoop (koopwoningen voor derden) onder aftrek van de gemaakte direct toerekenbare verkoopkosten en de vervaardigingsprijs en daaraan toegerekende directe kosten, dan wel de lagere opbrengstwaarde. Verder wordt hieronder verantwoord de verkoopopbrengst van onder VOV teruggekochte en vervolgens zonder voorwaarden doorverkochte woningen onder aftrek van de boekwaarde. De boekwaarde is de marktwaarde op terugkoopmoment onder aftrek van de contractuele korting.
Gerealiseerde verkoopresultaten worden verantwoord op het moment van levering (passeren transportakte). Eventuele verliezen op koopprojecten worden verantwoord zodra deze voorzienbaar zijn.
Woningen verkocht onder voorwaarden worden niet in het resultaat verantwoord in het geval de belangrijkste economische voor- en nadelen niet zijn overgedragen aan de koper. Dergelijke transacties worden verantwoord als financieringstransactie. Verwezen wordt naar de post Vastgoed verkocht onder voorwaarden in de grondslagen van balanswaardering.
Hieronder zijn begrepen de overige waardeveranderingen en de waardeveranderingen met betrekking tot de vastgoedportefeuille bestaande uit vastgoed in exploitatie, vastgoed in ontwikkeling, vastgoed verkocht onder voorwaarden en vastgoed bestemd voor verkoop. Dit bevat ook waardeverminderingen die zijn ontstaan door nieuw aangegane juridische en feitelijke verplichtingen met betrekking tot investeringen in nieuwbouw en woningverbetering. Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille betreffen winsten of mogelijke verliezen, die ontstaan door een wijziging in de waarde van het vastgoed bestemd voor verkoop in het verslagjaar. Ook kunnen waardeveranderingen het gevolg zijn van aangepaste inschattingen van de totaal geprognosticeerde stichtingskosten en/of de marktwaarde (stijging) van het te ontwikkelen of te verbeteren vastgoed.
Hieraan zijn de opbrengsten en kosten van een Warmte- en Koudopslaginstallatie (WKO), beheer voor derden en VvEĀbeheer als ook opbrengsten zendmasten en erfpachtopbrengsten toegerekend.
De opbrengsten en kosten die niet toerekenbaar zijn (ook niet na toerekening van indirecte kosten), worden opgenomen onder Overige organisatiekosten. Voorbeelden hiervan zijn (een deel van) de (salaris)kosten van het management en de raad van commissarissen.
Op basis van de RJ Uiting 2021-11, is in RJ 645.313 opgenomen dat volkshuisvestelijke bijdragen verantwoord worden in de winst-en-verliesrekening onder de 'Overige organisatiekosten'. Op basis van de economische realiteit is beoordeeld of er sprake is van een volkshuisvestelijke bijdrage.
Onder deze post zijn leefbaarheidsuitgaven inzake sociale activiteiten en fysieke activiteiten opgenomen. De uitgaven inzake sociale activiteiten omvatten wijkgebonden uitgaven voor ondersteuning van bewonersinitiatieven, gebiedsgericht personeel (zoals leefbaarheidscoördinator, wijkbeheerder, huismeester), leefbaarheidsonderzoeken en uitgaven voor activiteiten zoals welkomstbijeenkomsten nieuwe bewoners, bestrijding woonoverlast, buurtbemiddeling, opvang van dak- en thuislozen, schuldsaneringen, tweede kansbeleid et cetera.
De uitgaven inzake fysieke activiteiten omvatten wijkgebonden uitgaven voor buurtcentra, bijzondere gebouwen (zoals wijksteunpunten, buurtposten, HOED), onderhoud groenvoorziening, speeltoestellen, beveiliging openbare ruimte, cameratoezicht, schoonmaakacties et cetera en uitgaven voor activiteiten zoals inbraakbeveiliging, brandpreventie, verlichting achterpad, afsluiting portieken et cetera.
Rentebaten worden tijdsevenredig in de winst-en-verliesrekening verwerkt rekening houdend met de effectieve rentevoet van de desbetreffende actiefpost, indien hun bedrag bepaalbaar is en hun ontvangst waarschijnlijk. Rentelasten worden toegerekend aan de opeenvolgende verslagperioden naar rato van de resterende hoofdsom. (Dis)agio en aflossingspremies worden als rentelast aan de opeenvolgende verslagperioden toegerekend zodanig dat tezamen met de over de lening verschuldigde rentevergoeding de effectieve rente in de winst-en-verliesrekening wordt verwerkt en in de balans de amortisatiewaarde van de schuld. Periodieke rentelasten en soortgelijke lasten komen ten laste van het jaar waarover zij verschuldigd worden.
De belastingen over de winst of het verlies worden berekend op basis van het verantwoorde resultaat uitgaande van het geldende belastingtarief, rekening houdend met fiscaal vrijgestelde posten, de vaststellingsovereenkomst (VSO) en geheel of gedeeltelijk niet-aftrekbare kosten.
De belastingvorderingen en -verplichtingen worden gesaldeerd indien is voldaan aan de algemene voorwaarden voor saldering.
Voor alle belastbare tijdelijke verschillen tussen de commerciële en fiscale balanswaardering, wordt een latente belastingverplichting opgenomen. Voor alle verrekenbare tijdelijke verschillen tussen de commerciële en fiscale balanswaardering en voor beschikbare voorwaartse verliescompensatie wordt een latente belastingvordering opgenomen voor zover het waarschijnlijk is dat er fiscale winst beschikbaar zal zijn voor verrekening. De latente langlopende en kortlopende belastingvorderingen worden opgenomen onder de financiële vaste activa respectievelijk vorderingen onder de vlottende activa. Latente belastingverplichtingen worden opgenomen onder de voorzieningen.
De waardering van latente belastingverplichtingen en -vorderingen wordt gebaseerd op de fiscale gevolgen van de door WoonFriesland, per balansdatum, voorgenomen wijze van realisatie of afwikkeling van activa, voorzieningen, schulden of overlopende passiva. Het belastingtarief en de fiscale wetgeving gehanteerd om het bedrag te bepalen, zijn vastgesteld dan wel er is materieel toe besloten op balansdatum. Hierbij wordt uitgegaan van het geldende belastingtarief. De latente belastingverplichtingen en vorderingen worden gewaardeerd tegen contante waarde. Voor de berekening van de contante waarde heeft de discontering plaats gevonden op basis van de netto rente en is rekening gehouden met de levensduur van de activa en passiva waarop de latenties betrekking hebben. De rentebate of -last voortkomend uit de afwikkeling van de contante waarde is opgenomen in de belastingkosten (en is geen onderdeel van de financiële baten en lasten).
De latente belastingvorderingen en -verplichtingen worden gesaldeerd indien de groep een in rechte afdwingbaar recht heeft om actuele belastingvorderingen te salderen met actuele belastingverplichtingen en de uitgestelde belastingvorderingen en de uitgestelde belastingverplichtingen verband houden met winstbelastingen die betrekking hebben op dezelfde fiscale eenheid en door dezelfde belastingautoriteit worden geheven.
Het aandeel in resultaat van deelnemingen gewaardeerd op nettovermogenswaarde is het resultaat van de deelnemingen bepaald op de waarderingsgrondslagen van WoonFriesland. Het resultaat op deelnemingen gewaardeerd tegen de kostprijs is bepaald op basis van de ontvangen dividenden.
Om tot de functionele indeling van de winst-en-verliesrekening te komen wordt gebruik gemaakt van een kostenverdeelstaat. Hierbij worden de personeelslasten verdeeld op basis van de werkelijke activiteiten van de werknemers. De overige bedrijfskosten worden verdeeld door een verdeelsleutel te hanteren.
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de liquide middelen en de onder de vlottende activa opgenomen effecten. De effecten kunnen worden beschouwd als zeer liquide beleggingen. De op korte termijn zeer liquide beleggingen zijn beleggingen die zonder beperkingen en zonder materieel risico van waardeverminderingen als gevolg van de transactie kunnen worden omgezet in geldmiddelen.
Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest waaronder het interestbestanddeel van betalingen van financiële leasetermijnen, ontvangen dividenden en winstbelastingen zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten.
Transacties waarbij geen ruil van kasmiddelen plaatsvindt, waaronder financiële leasing, zijn niet in het kasstroomoverzicht opgenomen. De betaling van de leasetermijnen uit hoofde van het financiële leasecontract zijn voor het gedeelte dat betrekking heeft op de aflossing als een uitgave uit financieringsactiviteiten aangemerkt en voor het gedeelte dat betrekking heeft op de interest als een uitgave uit operationele activiteiten. De ontvangst uit hoofde van een sale and financial leaseback-transactie wordt gepresenteerd als een ontvangst uit hoofde van financieringsactiviteiten.
DAEB vastgoed in exploitatie en niet-DAEB vastgoed in exploitatie
VASTGOED IN EXPLOITATIE | DAEB | NIET-DAEB | ||
2022 | 2021 | 2022 | 2021 | |
Boekwaarde per 1 januari | ||||
Aanschaffingswaarde per 1 januari | 1.210.370 | 1.192.031 | 15.791 | 15.750 |
Cumulatieve herwaardering | 1.352.390 | 1.049.112 | 10.100 | 8.681 |
Boekwaarde per 1 januari | 2.562.760 | 2.241.143 | 25.891 | 24.431 |
Mutaties | ||||
Overboeking investeringen activa in ontwikkeling | 11.295 | 8.775 | 0 | 0 |
Aankopen | 8.832 | 630 | 20 | 0 |
Toename bestede kosten onderhanden en nieuwe projecten |
13.300 | 8.318 | -8 | 0 |
Desinvesteringen | -855 | -2.793 | -849 | 0 |
Herwaarderingen | 41.113 | 306.638 | 765 | 1.353 |
Herclassificatie DAEB/Niet-DAEB in exploitatie | 352 | -107 | -352 | 107 |
Herclassificaties van/naar voorraad | 130 | 156 | 0 | 0 |
Totaal mutaties 2022 | 74.187 | 321.617 | -424 | 1.460 |
Boekwaarde per 31 december | ||||
Aanschaffingswaarde | 1.245.944 | 1.210.370 | 14.097 | 15.791 |
Cumulatieve herwaarderingen | 1.391.003 | 1.352.390 | 11.370 | 10.100 |
2.636.947 | 2.562.760 | 25.467 | 25.891 |
De toename bestede kosten onderhanden en nieuwe projecten bestaan enerzijds uit investeringen van € 13.505 (2021 : € 8.447) en anderzijds subsidies van € 213 (2021 : € 129).
De desinvesteringen DAEB bestaan uit verkopen ad. € 485 (2021 : € 929) en sloop ad. € 370 (2021 : € 1.864). De desinvesteringen Niet-DAEB bestaat uit sloop ad. € 849 (2021 : € 0).
De onderverdeling van het totale vastgoed in exploitatie (DAEB en niet-DAEB) naar vastgoedtype is als volgt:
2022 | 2021 | Waarderings-variant | |
Eengezinswoningen | 1.433.965 | 1.419.422 | full |
Meergezinswoningen | 1.174.114 | 1.115.445 | full |
Studenteneenheden | 15.781 | 14.973 | full |
Bedrijfsmatig onroerend goed | 3.723 | 5.114 | full |
Maatschappelijk onroerend goed | 2.249 | 2.458 | full |
Zorgvastgoed (intramuraal) | 20.697 | 20.574 | full |
Parkeervoorzieningen | 11.885 | 10.665 | full |
Totaal | 2.662.414 | 2.588.651 |
Bij het bepalen van de marktwaarde in verhuurde staat is gebruik gemaakt van meerdere macro-economische parameters en of schattingen (full variant). Het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde bepaalt de marktwaarde van de onroerende zaken in exploitatie op basis van de contante waarde van de geschatte toekomstige kasstromen (Discounted Cash Flow methode). De toekomstige kasstromen worden bepaald aan de hand van een doorexploitatie- en een uitpondscenario.
Bij het doorexploiteerscenario is de veronderstelling dat het volledige complex in exploitatie blijft gedurende de DCFĀperiode. Bij het uitpondscenario is de veronderstelling dat na mutatie tot verkoop van individuele woningen tegen leegwaarde wordt overgegaan. De berekening wordt uitgevoerd over een DCF-periode van vijftien jaar. In het doorexploiteerscenario wordt de huur bij mutatie aangepast naar de markthuur of de maximale huur, afhankelijk of de woongelegenheid bij mutatie is te liberaliseren.
In 2022 is de marktwaarde van woningen (DAEB) met ca. € 74 mln. gestegen van € 2,56 mld. naar € 2,64 mld. Dit betreft een lichte stijging, waarbij de percentuele stijging 2,9% is. Na een forse stijging van de marktwaarde in de afgelopen jaren, zien we in 2022 een trendbreuk. Kwartaal op kwartaal zijn de transactieprijzen gedaald (bron: NVGM). Dit is te verklaren door het gedaalde consumentenvertrouwen door o.a. de oorlog tussen Rusland en Oekraïne, de toegenomen energieprijzen en de stijging van de rentestanden. Om de te verwachten kasstromen in de DCF-berekening te bepalen, wordt gebruik gemaakt van de macro-economische parameters. Deze parameters zijn niet wezenlijk gewijzigt ten opzichte van voorgaand jaar.
Parameters woongelegenheden 2022Ā | ||||||||||||
2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 e.v. | |||||||
PrijsinflatieĀ | 9,90% | 2,60% | 2,30% | 2,00% | 2,00% | 2,00% | ||||||
LooninflatieĀ | 2,90% | 3,70% | 3,30% | 3,30% | 3,30% | 3,30% | ||||||
BouwkostenstijgingĀ | 7,80% | 3,70% | 3,30% | 3,30% | 3,30% | 3,30% | ||||||
Leegwaardestijging - COROP Noord-Friesland | 7,10% | 2,00% | 2,00% | 2,00% | 2,00% | 2,00% | ||||||
Leegwaardestijging - COROP Zuidwest-Friesland | 7,80% | 2,00% | 2,00% | 2,00% | 2,00% | 2,00% | ||||||
Leegwaardestijging - COROP Zuidoost-Friesland | 3,00% | 2,00% | 2,00% | 2,00% | 2,00% | 2,00% | ||||||
Instandhoudingsonderhoud per vhe ā EGWĀ | ā¬ 879 | ā¬ 879 | ā¬ 879 | ā¬ 879 | ā¬ 879 | ā¬ 879 | ||||||
Instandhoudingsonderhoud per vhe ā MGWĀ | ā¬ 982 | ā¬ 982 | ā¬ 982 | ā¬ 982 | ā¬ 982 | ā¬ 982 | ||||||
Instandhoudingsonderhoud per vhe ā StudenteneenheidĀ | ā¬ 968 | ā¬ 968 | ā¬ 968 | ā¬ 968 | ā¬ 968 | ā¬ 968 | ||||||
Beheerkosten per vhe ā EGWĀ | ā¬ 481 | ā¬ 481 | ā¬ 481 | ā¬ 481 | ā¬ 481 | ā¬ 481 | ||||||
Beheerkosten per vhe ā MGWĀ | ā¬ 472 | ā¬ 472 | ā¬ 472 | ā¬ 472 | ā¬ 472 | ā¬ 472 | ||||||
Beheerkosten per vhe ā StudenteneenheidĀ | ā¬ 445 | ā¬ 445 | ā¬ 445 | ā¬ 445 | ā¬ 445 | ā¬ 445 | ||||||
Gemeentelijke OZB (% van de WOZ)Ā | 0,13% | 0,13% | 0,13% | 0,13% | 0,13% | 0,13% | ||||||
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)Ā | 0,07% | 0,07% | 0,07% | 0,07% | 0,07% | 0,07% | ||||||
Huurstijging boven prijsinflatie voorgaand jaar ā zelfstandige eenhedenĀ Ā | 0,00% | 0,00% | 0,00% | 0,00% | 0,50% | 0,50% | ||||||
Huurderving (% van de huursom)Ā | 1,00% | 1,00% | 1,00% | 1,00% | 1,00% | 1,00% | ||||||
Mutatiekans bij doorexploiterenĀ | 9,16% | 9,16% | 9,16% | 9,16% | 9,16% | 9,16% | ||||||
Mutatiekans bij uitpondenĀ | 9,16% | 9,16% | 9,16% | 9,16% | 9,16% | 9,16% | ||||||
Verkoopkosten bij uitponden (% van de leegwaarde)Ā | 1,00% | 1,00% | 1,00% | 1,00% | 1,00% | 1,00% | ||||||
Disconteringsvoet:Ā | 7,00% | 7,00% | 7,00% | 7,00% | 7,00% | 7,00% |
Parameters woongelegenheden 2021Ā | |||||||||||
2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 e.v. | |||||||
PrijsinflatieĀ | 1,80% | 1,90% | 1,90% | 1,90% | 2,00% | ||||||
LooninflatieĀ | 2,20% | 2,10% | 2,30% | 2,30% | 2,40% | ||||||
BouwkostenstijgingĀ | 3,20% | 2,10% | 2,30% | 2,30% | 2,40% | ||||||
Leegwaardestijging | 8,80% | 2,00% | 2,00% | 2,00% | 2,00% | ||||||
Instandhoudingsonderhoud per vhe ā EGWĀ | ā¬ 826 | ā¬ 826 | ā¬ 826 | ā¬ 826 | ā¬ 826 | ||||||
Instandhoudingsonderhoud per vhe ā MGWĀ | ā¬ 920 | ā¬ 920 | ā¬ 920 | ā¬ 920 | ā¬ 920 | ||||||
Instandhoudingsonderhoud per vhe ā StudenteneenheidĀ | ā¬ 615 | ā¬ 615 | ā¬ 615 | ā¬ 615 | ā¬ 615 | ||||||
Beheerkosten per vhe ā EGWĀ | ā¬ 467 | ā¬ 467 | ā¬ 467 | ā¬ 467 | ā¬ 467 | ||||||
Beheerkosten per vhe ā MGWĀ | ā¬ 459 | ā¬ 459 | ā¬ 459 | ā¬ 459 | ā¬ 459 | ||||||
Beheerkosten per vhe ā StudenteneenheidĀ | ā¬ 432 | ā¬ 432 | ā¬ 432 | ā¬ 432 | ā¬ 432 | ||||||
Gemeentelijke OZB (% van de WOZ)Ā | 0,12% | 0,12% | 0,12% | 0,12% | 0,12% | ||||||
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)Ā | 0,08% | 0,08% | 0,08% | 0,08% | 0,08% | ||||||
Huurstijging boven prijsinflatie voorgaand jaar ā zelfstandige eenhedenĀ Ā | 1,00% | 1,00% | 1,00% | 0,50% | 0,50% | ||||||
Huurderving (% van de huursom)Ā | 1,00% | 1,00% | 1,00% | 1,00% | 1,00% | ||||||
Mutatiekans bij doorexploiterenĀ | 9,25% | 9,25% | 9,25% | 9,25% | 9,25% | ||||||
Mutatiekans bij uitpondenĀ | 9,25% | 9,25% | 9,25% | 9,25% | 9,25% | ||||||
Verkoopkosten bij uitponden (% van de leegwaarde)Ā | 1,20% | 1,20% | 1,20% | 1,20% | 1,20% | ||||||
Disconteringsvoet:Ā | 7,06% | 7,06% | 7,06% | 7,06% | 7,06% |
Parameters bedrijfsmatig en maatschappelijk onroerend goed 2022Ā | ||||||||||||
2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 e.v. | |||||||
Instandhoudingsonderhoud per m2 bvo - BOGĀ | ā¬ 6 | ā¬ 6 | ā¬ 6 | ā¬ 6 | ā¬ 6 | ā¬ 6 | ||||||
Instandhoudingsonderhoud per m2 bvo ā MOGĀ | ā¬ 7 | ā¬ 7 | ā¬ 7 | ā¬ 7 | ā¬ 7 | ā¬ 7 | ||||||
Mutatieonderhoud per m2 bvo - BOGĀ | ā¬ 10 | ā¬ 10 | ā¬ 10 | ā¬ 10 | ā¬ 10 | ā¬ 10 | ||||||
Mutatieonderhoud per m2 bvo - MOGĀ | ā¬ 11 | ā¬ 11 | ā¬ 11 | ā¬ 11 | ā¬ 11 | ā¬ 11 | ||||||
Beheerkosten % van de markthuur ā BOGĀ | 3,00% | 3,00% | 3,00% | 3,00% | 3,00% | 3,00% | ||||||
Beheerkosten % van de markthuur ā MOGĀ | 2,22% | 2,22% | 2,22% | 2,22% | 2,22% | 2,22% | ||||||
Gemeentelijke OZB (% van de WOZ)Ā | 0,36% | 0,36% | 0,36% | 0,36% | 0,36% | 0,36% | ||||||
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)Ā | 0,13% | 0,13% | 0,13% | 0,13% | 0,13% | 0,13% | ||||||
Disconteringsvoet:Ā | 6,63% | 6,63% | 6,63% | 6,63% | 6,63% | 6,63% |
Parameters bedrijfsmatig en maatschappelijk onroerend goed 2021Ā | |||||||||||
2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 e.v. | |||||||
Instandhoudingsonderhoud per m2 bvo - BOGĀ | ā¬ 6 | ā¬ 6 | ā¬ 6 | ā¬ 6 | ā¬ 6 | ||||||
Instandhoudingsonderhoud per m2 bvo ā MOGĀ | ā¬ 7 | ā¬ 7 | ā¬ 7 | ā¬ 7 | ā¬ 7 | ||||||
Mutatieonderhoud per m2 bvo - BOGĀ | ā¬ 10 | ā¬ 10 | ā¬ 10 | ā¬ 10 | ā¬ 10 | ||||||
Mutatieonderhoud per m2 bvo - MOGĀ | ā¬ 12 | ā¬ 12 | ā¬ 12 | ā¬ 12 | ā¬ 12 | ||||||
Beheerkosten % van de markthuur ā BOGĀ | 3,00% | 3,00% | 3,00% | 3,00% | 3,00% | ||||||
Beheerkosten % van de markthuur ā MOGĀ | 2,00% | 2,00% | 2,00% | 2,00% | 2,00% | ||||||
Gemeentelijke OZB (% van de WOZ)Ā | 0,12% | 0,12% | 0,12% | 0,12% | 0,12% | ||||||
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)Ā | 0,12% | 0,12% | 0,12% | 0,12% | 0,12% | ||||||
Disconteringsvoet:Ā | 6,50% | 6,50% | 6,50% | 6,50% | 6,50% |
Parameters intramuraal zorgvastgoed 2022Ā | ||||||||||||
2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 e.v. | |||||||
Instandhoudingsonderhoud ā ā¬ XX per m2 bvoĀ | ā¬ 9 | ā¬ 9 | ā¬ 9 | ā¬ 9 | ā¬ 9 | ā¬ 9 | ||||||
Mutatieonderhoud ā ā¬ XX per m2 bvoĀ | ā¬ 12 | ā¬ 12 | ā¬ 12 | ā¬ 12 | ā¬ 12 | ā¬ 12 | ||||||
BeheerkostenĀ | 2,50% | 2,50% | 2,50% | 2,50% | 2,50% | 2,50% | ||||||
Gemeentelijke OZB (% van de WOZ)Ā | 0,00% | 0,00% | 0,00% | 0,00% | 0,00% | 0,00% | ||||||
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)Ā | 0,35% | 0,35% | 0,35% | 0,35% | 0,35% | 0,35% | ||||||
Disconteringsvoet:Ā | 5,93% | 5,93% | 5,93% | 5,93% | 5,93% | 5,93% |
Parameters intramuraal zorgvastgoed 2021Ā | |||||||||||
2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 e.v. | |||||||
Instandhoudingsonderhoud ā ā¬ XX per m2 bvoĀ | ā¬ 9 | ā¬ 9 | ā¬ 9 | ā¬ 9 | ā¬ 9 | ||||||
Mutatieonderhoud ā ā¬ XX per m2 bvoĀ | ā¬ 12 | ā¬ 12 | ā¬ 12 | ā¬ 12 | ā¬ 12 | ||||||
BeheerkostenĀ | ā¬ 3 | ā¬ 3 | ā¬ 3 | ā¬ 3 | ā¬ 3 | ||||||
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)Ā | 0,33% | 0,33% | 0,33% | 0,33% | 0,33% | ||||||
Disconteringsvoet:Ā | 5,89% | 5,89% | 5,89% | 5,89% | 5,89% |
Parameters parkeerplaatsen 2022Ā | ||||||||||||
2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 e.v. | |||||||
Instandhoudingsonderhoud ā parkeerplaats | ā¬ 34 | ā¬ 34 | ā¬ 34 | ā¬ 34 | ā¬ 34 | ā¬ 34 | ||||||
Instandhoudingsonderhoud ā garageboxĀ | ā¬ 103 | ā¬ 103 | ā¬ 103 | ā¬ 103 | ā¬ 103 | ā¬ 103 | ||||||
Beheerkosten - parkeerplaats | ā¬ 30 | ā¬ 30 | ā¬ 30 | ā¬ 30 | ā¬ 30 | ā¬ 30 | ||||||
Beheerkosten - garagebox | ā¬ 41 | ā¬ 41 | ā¬ 41 | ā¬ 41 | ā¬ 41 | ā¬ 41 | ||||||
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)Ā | 0,23% | 0,23% | 0,23% | 0,23% | 0,23% | 0,23% | ||||||
Disconteringsvoet:Ā | 7,21% | 7,21% | 7,21% | 7,21% | 7,21% | 7,21% |
Parameters parkeerplaatsen 2021Ā | |||||||||||
2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 e.v. | |||||||
Instandhoudingsonderhoud ā parkeerplaats | ā¬ 39 | ā¬ 39 | ā¬ 39 | ā¬ 39 | ā¬ 39 | ||||||
Instandhoudingsonderhoud ā garageboxĀ | ā¬ 96 | ā¬ 96 | ā¬ 96 | ā¬ 96 | ā¬ 96 | ||||||
Beheerkosten - parkeerplaats | ā¬ 29 | ā¬ 29 | ā¬ 29 | ā¬ 29 | ā¬ 29 | ||||||
Beheerkosten - garagebox | ā¬ 40 | ā¬ 40 | ā¬ 40 | ā¬ 40 | ā¬ 40 | ||||||
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)Ā | 0,22% | 0,22% | 0,22% | 0,22% | 0,22% | ||||||
Disconteringsvoet:Ā | 7,21% | 7,21% | 7,21% | 7,21% | 7,21% |
Inschakeling taxateur Jaarlijks wordt 1/3e deel van de onroerende zaken in exploitatie getaxeerd door een onafhankelijke en ter zake deskundige externe taxateur, ingeschreven bij het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs. Dit betekent dat alle onroerende zaken in exploitatie minimaal eens per drie jaar wordt voorzien van een Full taxatie. Het taxatierapport en het taxatiedossier waarin de waardering en de daarbij gehanteerde aanpassingen ten opzichte van de basisvariant, zijn onderbouwd en vastgelegd zijn in het bezit van WoonFriesland en op aanvraag beschikbaar voor de Autoriteit woningcorporaties. WoonFriesland maakt daarbij gebruik van twee verschillende externe taxatiebureau's, namelijk Cushman & Wakefield en Dansen van der Vegt.
Toepassing vrijheidsgraden WoonFriesland past voor haar vastgoedbezit de full versie van het Handboek Modelmatig Waarderen Marktwaarde toe. De reikwijdte, aard en omvang van de aanpassingen zijn van toepassing op meerdere complexen, derhalve worden de gehanteerde vrijheidsgraden hierna schematisch op portefeuilleniveau toegelicht. Indien en voor zover op complexniveau is afgeweken van de vrijheidsgraden op portefeuilleniveau, dan wordt dit separaat toegelicht in de marktwaardering. WoonFriesland past de best practices toe, zoals deze in samenspraak met collega corporaties en taxateurs is vastgesteld en door ValueMetrics is uitgewerkt. De hierna genoemde gebruikte vrijheidsgraden hebben betrekking op de mate van afwijking ten opzichte van de basisvariant, namelijk:
Schematische vrijheid Voor met name de niet-woningwaarderingen kan gebruik gemaakt worden van schematische vrijheden. Dit houdt in dat er bij de marktwaardering afwijkingen in kasstromen ingevoerd kunnen worden.
Er is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de wederverhuurtijd na afloop van het huurcontract aan te passen. Een aantal panden staan momenteel leeg en het is niet reëel te veronderstellen dat deze binnen 6 maanden verhuurd gaan worden. Voor andere panden geldt dat deze qua locatie, gebruik of uitstraling naar verwachting een langere wederverhuurtijd hebben. In dergelijke gevallen is een reële wederverhuurtijd ingevoerd.
Andere schematische vrijheden zijn:
Markthuur(stijging) De markthuur is volgens het Handboek de (kale) huurprijs per maand van een verhuureenheid die kan worden gerealiseerd, uitgaande van optimale marketing en verhuur. Wanneer een woning in het exploitatiescenario muteert, dan stijgt de huursom automatisch naar de markthuur, tenzij deze beklemd wordt door de maximaal redelijke huur (op basis van de WWS-punten). In het uitpondscenario geldt dit eveneens voor de jaren waarin de woning wegens wettelijke verkooprestricties niet verkocht mag worden. Dit betreft de eerste zeven jaar in van het DCF-uitpondmodel. Ook is de markthuur in dit scenario relevant wanneer het vastgestelde uitpondpercentage lager is dan het mutatiepercentage (zie de paragraaf āMutatiegraadā). Het deel woningen dat muteert maar niet verkocht wordt, wordt verhuurd volgens de regels in het exploitatiescenario.
De markthuur bij BOG/MOG, parkeren en intramuraal vastgoed wordt in overleg met de taxateur bepaald.
De markthuur van de woningen wordt bepaald door een percentage te nemen van de leegwaarde. Dit percentage kan worden ingevoerd in Reaturn TM op ieder niveau en is onderverdeeld in een- of meergezinswoningen en in verschillende grootte- en leegwaarde klassen. De markthuurtabel is onderdeel van de generieke parameters en wordt in overleg met de externe taxateurs aan het begin van de waarderingsronde vastgesteld. Tijdens de waarderingsronde wordt per complex bepaald of de markthuur uit de tabel in lijn is met de markthuur zoals de taxateurs zien voor het specifieke complex. Indien de markt daarvoor aanleiding geeft wordt de markthuur per complex aangepast.
De markthuurstijging is gekoppeld aan de prijsinflatie zoals deze in het handboek is voorgeschreven.
Exit yield Bij de marktwaarde waarderingen van de woning- en parkeercomplexen is in beperkte mate gebruik gemaakt van deze vrijheidsgraad. Zodoende blijven de rekenkundige effecten van deze aanpassingen bij de verwerking van de marktwaarde naar de beleidswaarde beperkt.
Bij de BOG/MOG waarderingen wordt gekeken naar de 'highest and best use' en wordt de alternatieve aanwendbaarheid van deze complexen doorgerekend door de taxateur. Hierbij zijn in bepaalde gevallen aanpassingen gemaakt in de Exit Yield. De taxateur kan deze aanpassingen onderbouwen op basis van marktreferenties.
Leegwaarde(stijging) De leegwaarde van een woning is volgens het Handboek de geschatte verkoopprijs op basis van de kosten koper, vrij van huur en overige lasten. In het uitpondscenario is dit de waarde waarvoor muterende woningen verkocht worden.
Voor de 1/3e Full-waarderingen is de leegwaarde per 31 december 2021 in overleg met de externe taxateur per complex bepaald. De leegwaarde van de 2/3e interne waarderingen is per woningcomplex in lijn met de aanpassingen in het 1/3e gedeelte aangepast. Hierbij is gebruik gemaakt van de leegwaarde-indicator van ValueMetrics. Hierdoor is elke leegwaarde per complex onderbouwd met passende en recente referentie transacties. De leegwaardestijging kent regionale verschillen, waardoor er vanaf het handboek 2022 is gerekend met generieke parameters voor de leegwaardestijging per COROP-regio. De leegwaarden zijn, indien daar aanleiding voor was, tijdens de waarderingsronde in overleg met de taxateur nog nader aangepast.
Disconteringsvoet De disconteringsvoet is de marktconforme rendementseis waartegen de verwachte toekomstige inkomsten en uitgaven contant worden gemaakt.
De basis disconteringsvoet is opgebouwd uit een risicovrije rentevoet (0,09%) en een vastgoed sector specifieke opslag (+5,01%), conform het Handboek van het Ministerie. Zodoende bedraagt de basis disconteringsvoet, zonder complex specifieke opslagen 5,1%.
Met de opbouw uit het Handboek van de disconteringsvoet wordt niet altijd recht gedaan aan de risico's van de specifieke complexen. Daarom is gebruik gemaakt van de vrijheidsgraad om per complex een marktconforme disconteringsvoet te bepalen. Dit betreft een verfijning van de opslagen-methodiek voor de wooncomplexen. Door het verfijnen en toevoegen van een aantal opslagen kan meer differentiatie in de disconteringsvoet worden aangebracht. De DV van de parkeercomplexen wordt in onderling overleg met de taxateurs bepaald.
Voor het BOG is een soortelijke systematiek van toepassing als voor het wonen, maar wordt op een eenvoudigere manier toegepast. De disconteringsvoet voor het BOG wordt tijdens de taxatieronde door de taxateur vastgesteld.
De opzet voor de woningcomplexen bestaat uit drie soorten opslagen: vaste, dynamische en handmatige opslagen. Vaste opslagen zijn onafhankelijk van het gehanteerde waarderingsscenario. Dynamische opslagen zijn wel afhankelijk van het gehanteerde scenario. Handmatige opslagen ten slotte zijn opslagen die geen vaste oorzaak hebben en specifiek voor een complex gelden.
Mutatie- en verkoopkans Het Handboek definieert een mutatie als āeen vrijgekomen woning door een reguliere huuropzegging binnen het waarderingscomplexā. De mutatiegraad wordt berekend door een aantal stappen te doorlopen. De eerste stap is het maken van een overzicht van alle werkelijke opzeggingen en verhuringen van de afgelopen 5 jaar. De uitkomst hiervan is de gemiddeld gerealiseerde mutatiegraad. Deze vormt het uitgangspunt voor de basismutatiegraad in zowel het exploitatiescenario als het uitpondscenario. De vervolgstappen hebben betrekking op onder andere aanpassingen van hoge of lage mutatiegraden, grote of kleine complexen en fluctuaties in de mutatiegraden.
In overleg met de taxateur is de mutatiekans van een complex aangepast indien de markt hiertoe aanleiding geeft.
Onderhoud Het instandhoudingsonderhoud is volgens het Handboek āhet onderhoud dat gedurende de 15-jarige DCF-periode nodig is om een verhuurbare eenheid in dezelfde technische en bouwkundige staat te houden, als waarin het zich op de waardepeildatum bevindtā. Voor het bepalen van een marktconforme onderhoudsnorm is per complex bepaald welk VTWĀtype van toepassing is. Voor elk VTW-type is bepaald wat de marktconforme onderhoudskosten zijn.
Bij de BOG/MOG-taxaties zijn in overleg met de taxateur in bepaalde gevallen afwijkende onderhoudsbedragen voor complexen opgenomen, omdat de standaard marktconforme onderhoudsbedragen niet in alle gevallen volstaan.
Technische splitsingskosten Van deze vrijheidsgraad is geen gebruik gemaakt.
Bijzondere omstandigheden Volgens het Handboek kunnen bijzondere uitgangspunten van toepassing zijn. Hierbij valt te denken aan langere of kortere leegstand of het effect van beklemmingsafspraken met bijvoorbeeld gemeenten. Van deze vrijheidsgraad is gebruik gemaakt bij de waarderingen van de BOG/MOG complexen in het geval van de wederverhuurtijd, leegstand en huurkortingen.
Erfpacht Indien van toepassing zijn erfpachtcontracten in de waardering meegenomen.
Schattingen Gelet op de huidige marktomstandigheden kunnen toekomstige marktontwikkelingen waarop zowel door interne als door externe taxateurs gehanteerde aannames en schattingen ter bepaling van de reële waarde van het sociaal en commercieel vastgoed zijn gebaseerd, ten opzichte van de werkelijk te verwachten marktontwikkelingen van significante invloed zijn op de uitkomsten van de huidige waardering in de jaarrekening.
Om inzicht te geven in de effecten van redelijkerwijs mogelijke wijzigingen in belangrijke parameters op de reële waarde, is ten aanzien van woningen gewaardeerd volgens de DCF-methode, de volgende gevoeligheidsanalyse opgenomen:
Parameters | Gehanteerd in reële waarde | Stel mogelijke afwijking | Effect op reële waarde | ||
|
|||||
Huurverhoging | 2,60 % | -0,50 % |
|
||
Leegwaardestijging | 2,10 % | -0,50 % |
|
||
Disconteringsvoet (sectorspecifiek opslag) | 5,10 % | -0,50 % |
|
||
Disconteringsvoet (sectorspecifiek opslag) | 5,10 % | 0,50 % |
|
Het effect op de reële waarde is berekend per afzonderlijke afwijking (overige parameters blijven gelijk). Bij de disconteringsvoet zoals gehanteerd in de gevoeligheidsanalyse gaat het enkel om de 'sectorspecifieke opslag' van de disconteringsvoet.
De beleidswaarde van het vastgoed in exploitatie naar vastgoedtype is als volgt:
2022 | 2021 | |
Eengezinswoningen (EGW) | 809.400 | 779.559 |
Meergezinswoningen (MGW) | 403.509 | 411.188 |
Studenteneenheden (STUD) | 10.219 | 12.143 |
Bedrijfsmatig onroerend goed (1) | 3.723 | 5.114 |
Maatschappelijk onroerend goed (1) | 2.249 | 2.458 |
Zorgvastgoed (intramuraal) (1) | 20.697 | 20.574 |
Parkeergelegenheden (1) | 11.885 | 10.665 |
Totaal | 1.261.682 | 1.241.701 |
Marktwaarde in verhuurde staat van DAEB- en niet-DAEB-vastgoed in exploitatie |
-2.662.414 | -2.588.651 |
Maatschappelijke bestemming (van het eigen vermogen zonder rekening te houden met het belastingeffect) |
-1.400.732 | -1.346.950 |
Uitgangspunten beleidswaarde De beleidswaarde is een afgeleide waarde van de marktwaarde. Vertrekpunt voor de beleidswaarde is de huidige marktwaarde. Om te komen tot de beleidswaarde, is de DCF berekening van de marktwaarde voor woongelegenheden aangepast op vier onderdelen die duiding geven aan de maatschappelijke opgave. Dit betreft geen marktconforme maar maatschappelijke beleidskasstromen voor huur, onderhoud en beheer, en alleen doorexploiteren van het bezit in plaats van de hoogste van uitponden en doorexploiteren. Het verschil tussen markt- en beleidswaarde heet de 'maatschappelijk bestemming' en geeft duiding aan de waarde (en in de jaarrekening vermogen) dat niet wordt gerealiseerd gegeven het maatschappelijke beleid.
In hoofdstuk 3 van het jaarverslag is een beleidsmatige beschouwing opgenomen over het verschil tussen de marktwaarde en de beleidswaarde van de onroerende zaken in exploitatie, alsmede de ontwikkeling van beide waardes en de consequenties van het verschil tussen marktwaarde en beleidswaarde voor het eigen vermogen.
De belangrijkste uitgangspunten en veronderstellingen zijn (voor zover ze afwijken van de marktwaarde in verhuurde staat) hieronder weergegeven:
Stap | Effect op marktwaarde 2022 (1) | Effect op marktwaarde 2021 | ||||
|
|
|||||
Stap 0: marktwaarde in verhuurde staat |
|
|
||||
Stap 1: beschikbaarheid |
|
|
||||
Stap 2: betaalbaarheid |
|
|
||||
Stap 3: kwaliteit |
|
|
||||
Stap 4: beheer |
|
|
||||
Beleidswaarde |
|
|
Ten aanzien van stap 2 (betaalbaarheid) is de streefhuur gemiddeld:
Ten aanzien van stap 3 (kwaliteit) is de beleidsonderhoudsnorm gemiddeld:
Ten aanzien van stap 4 (beheer) is de beleidsbeheernorm gemiddeld:
De verschuiving tussen de afslag voor kwaliteit en de afslag voor beheer ten opzichte van voorgaand jaar is het gevolg van een analyse van de bedrijfsactiviteiten op detailniveau. Hier uit blijkt dat er meer indirecte kosten naar de toegewezen onderhoudsactiviteiten en minder indirecte kosten toegewezen naar de categorieën lasten verhuur- en beheeractiviteiten.
In onderstaande tabellen wordt aangegeven welk effect een positieve of negatieve aanpassing van deze uitgangspunten heeft op de beleidswaarde van de woningen gewaardeerd volgens de DCF-methode.
Effect op beleidswaarde | ||||
Parameters gevoeligheidsanalyse | Gehanteerd in beleidswaarde | Stel mogelijke afwijking | x €1.000 | In % van de beleidswaarde |
Disconteringsvoet (1) | 5,10% | -0,50% | 129.777 | 10,51% |
Disconteringsvoet (1) | 5,10% | 0,50% | -109.617 | -8,88% |
Streefhuur per maand (1) | 67,9 MRH* | -5,00% | -140.150 | -11,35% |
Lasten onderhoud (1) | € 2.602 | 5,00% | -76.376 | -6,18% |
Lasten beheer (1) | € 777 | 5,00% | -22.794 | -1,85% |
(1) Het effect op de beleidswaarde is berekend per afzonderlijke afwijking (overige parameters blijven gelijk).
(*) MRH ā maximale redelijke huur
WOZ-informatie De WOZ-waarde bedraagt ultimo 2022 € 3,32 miljard (2021: 2,82 miljard).
Zekerheden en beperkingen Zonder toestemming van het WSW is het de corporatie niet toegestaan om de woningen die met door het WSW geborgde leningen zijn gefinancierd te bezwaren met een beperkt recht (recht van pand/hypotheek, recht van opstal, recht van erfpacht, recht van vruchtgebruik) of de verplichting aan te gaan om deze woningen met een zekerheidsrecht te bezwaren (positieve hypotheekverklaring). Als gevolg hiervan zijn de woningen die met geborgde leningen zijn gefinancierd, niet met hypothecaire zekerheden bezwaard. Daarnaast heeft het WSW recht van eerste hypotheek op de woningen van de corporatie betreffende de door het WSW geborgde financiering.
Voor de door het WSW verstrekte borgstelling heeft de corporatie een obligoverplichting gebaseerd op de omvang van de door het WSW geborgde leningen. Deze obligoverplichting is in de toelichting op de geconsolideerde balans vermeld onder de Niet in de balans opgenomen verplichtingen en activa.
Juridische en feitelijke verplichtingen inzake de waardering van het vastgoed WoonFriesland heeft zich jegens de gemeentes Terschelling, Schiermonnikoog en Vlieland verplicht om 10 jaar na overname van het bezit geen woningen te verkopen maar aan te houden voor de primaire doelgroep. De bepalingen vanuit het Handboek om de eerste 7 jaar geen verkopen in te rekenen zijn echter stringenter aangezien de bepalingen vanuit de overname op balansdatum nog een kortere looptijd dan 7 jaar hebben.
Onroerende zaken verkocht onder voorwaarden | Vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie | |||
2022 | 2021 | 2022 | 2021 | |
Boekwaarde per 1 januari | ||||
Aanschaffingswaarde per 1 januari | 14.940 | 15.451 | 14.055 | 13.860 |
Cumulatieve herwaardering | -770 | -2.103 | 0 | 0 |
Cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingen | 0 | 0 | -6.424 | -7.939 |
Boekwaarde per 1 januari | 14.170 | 13.348 | 7.631 | 5.921 |
Mutaties | ||||
Toename bestede kosten onderhanden en nieuwe projecten | 0 | 0 | 27.148 | 12.814 |
Afname door oplevering naar activa in exploitatie | 0 | 0 | -11.295 | -8.775 |
Mutatie onrendabele toppen boekjaar | 0 | 0 | -10.578 | -1.721 |
Overige mutaties | 0 | 0 | -521 | -608 |
Op/Af waardeveranderingen | 1.517 | 1.333 | 0 | 0 |
Herclassificatie naar exploitatie | -303 | -404 | 0 | 0 |
Herclassificatie naar voorraad | 0 | -107 | 0 | 0 |
Totaal mutaties 2022 | 1.214 | 822 | 4.754 | 1.710 |
Boekwaarde per 31 december | ||||
Aanschaffingswaarde | 14.637 | 14.940 | 27.380 | 14.055 |
Cumulatieve herwaardering | 747 | -770 | 0 | 0 |
Cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingen | 0 | 0 | -14.995 | -6.424 |
15.384 | 14.170 | 12.385 | 7.631 |
Herclassificatie vastgoed verkocht onder voorwaarden De post herclassificatie uit het verloopoverzicht betreft:
Grondposities In deze post zijn geen strategische grondaankopen begrepen, met het oog op ontwikkeling van vastgoedprojecten en waarbij nog geen inzicht bestaat in de feitelijke projectontwikkeling.
Onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie | ||
31-12-2022 | 31-12-2021 | |
Onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie | 8.987 | 10.212 |
Onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie | ||
2022 | 2021 | |
Boekwaarde per 1 januari | ||
Aanschaffingswaarde per 1 januari | 28.490 | 26.524 |
Cumulatieve afschrijvingen en waardevermideringen | -18.278 | 16.430 |
Boekwaarde per 1 januari | 10.212 | 10.094 |
Mutaties | ||
Investeringen | 673 | 1.726 |
Investeringen - uitgaven na eerste verwerking | 0 | 240 |
Desinvesteringen | -468 | 0 |
Afschrijvingen | -1.430 | -1.348 |
Bijzondere waardeverminderingen | 0 | -500 |
Totaal mutaties 2022 | -1.225 | 118 |
Boekwaarde per 1 januari | ||
Aanschaffingswaarde | 28.695 | 28.490 |
Cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingen | -19.708 | -18.278 |
8.987 | 10.212 |
De investeringen betreffen grotendeels investeringen in automatisering. De actuele WOZ-waarde van de bedrijfspanden bedraagt € 3,4 mln. (peildatum 1-1-2021). De boekwaarde van deze panden bedraagt per 31-12-2021 € 5,2 mln. Ten opzichte van de WOZ-waarde hebben de bedrijfspanden een hoge boekwaarde aangezien de panden voor WoonFriesland een hogere bedrijfswaarde hebben dan de ingeschatte WOZ-waarde.
Afschrijvingen De afschrijvingstermijnen en gevolgde systematiek luiden als volgt: De materiële vaste activa worden lineair afgeschreven op basis van de geschatte economische levensduur rekening houdend met de restwaarde:
Deelnemingen in groepsmaatschappijen | ||
31-12-2022 | 31-12-2021 | |
OBM B.V. te Drachten (100%) | 1.737 | 1.746 |
OBM B.V. | 2022 | 2021 |
Stand per 1 januari | 1.746 | 1.748 |
Aandeel in het resultaat | -9 | -2 |
Stand per 31 december | 1.737 | 1.746 |
Vastgoed bestemd voor de verkoop | ||
31-12-2022 | 31-12-2021 | |
Vastgoed bestemd voor de verkoop | 0 | 130 |
Huurdebiteuren | ||
31-12-2022 | 31-12-2021 | |
Huurdebiteuren | ||
t/m 3 maanden | 231 | 324 |
> 3 maanden | 816 | 586 |
Vertrokken bewoners | 685 | 658 |
1.732 | 1.568 | |
Voorziening dubieuze debiteuren | -982 | -820 |
750 | 748 |
Voorziening dubieuze huurdebiteuren | ||
2022 | 2021 | |
Stand per 1 januari | 820 | 681 |
Dotatie | 693 | 322 |
Onttrekking | -531 | -183 |
Stand per 31 december | 982 | 820 |
Belastingen en premies sociale verzekeringen | ||
31-12-2022 | 31-12-2021 | |
Te vorderen vennootschapsbelasting van het boekjaar | 367 | 0 |
Overige vorderingen | ||
31-12-2022 | 31-12-2021 | |
Overige debiteuren | 39 | 77 |
Vorderingen van verzekering i.v.m. schades | 769 | 0 |
808 | 77 |
De overige vorderingen hebben een looptijd korter dan 1 jaar.
Overlopende activa | ||
31-12-2022 | 31-12-2021 | |
Overige (m.n. vooruitbetaalde bedragen/vooruitontvangen facturen) | 198 | 140 |
Te verrekenen service- en stookkosten met huurders | 609 | 290 |
Diversen | 99 | 0 |
906 | 430 |
De overlopende activa hebben een looptijd korter dan 1 jaar.
Liquide middelen | ||
31-12-2022 | 31-12-2021 | |
Rekening-courant bank | 12.822 | 11.245 |
De liquide middelen staan ter vrije beschikking aan WoonFriesland.
Herwaarderingsreserve | ||
31-12-2022 | 31-12-2021 | |
DAEB vastgoed in exploitatie | 1.163.645 | 1.132.978 |
Niet DAEB vastgoed in exploitatie | 10.458 | 9.556 |
1.174.103 | 1.142.534 |
DAEB | Niet DAEB | Totaal | |
Stand 1 januari 2021 | 913.790 | 8.744 | 922.534 |
Desinvesteringen | -1.265 | 0 | -1.265 |
Mutatie herwaardering | 220.453 | 812 | 221.265 |
Stand per 31 december 2021 | 1.132.978 | 9.556 | 1.142.534 |
Stand 1 januari 2022 | 1.132.979 | 9.556 | 1.142.535 |
Desinvesteringen | -410 | -157 | -567 |
Mutatie herwaardering | 31.076 | 1.059 | 32.135 |
Stand per 31 december 2022 | 1.163.645 | 10.458 | 1.174.103 |
Totaal ongerealiseerde herwaardering | |||
Per 31 december 2021 | 1.401.153 | 12.592 | 1.413.745 |
Af: effect belastinglatenties | 237.508 | 2.134 | 239.642 |
Stand per 31 december 2021 | 1.163.645 | 10.458 | 1.174.103 |
De herwaarderingsreserve sociaal vastgoed en commercieel vastgoed in exploitatie betreft het positief verschil tussen de boekwaarde op basis van de marktwaarde (op basis van het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde) en de historische kostprijs (zijnde de initiële verkrijgings- of vervaardigingsprijs, zonder rekening te houden met enige afschrijving of waardevermindering), inclusief het effect van belastinglatenties. De latentie binnen de herwaarderingsreserve is in lijn met de overige verantwoorde latenties tegen de contante waarde opgenomen. Voor de realiseerbaarheid van de waarde van de onroerende zaken in exploitatie en het hiermee samenhangende deel van de herwaarderingsreserve verwijzen wij naar het āBestuursverslagā.
31-12-2022 | 31-12-2021 | |
Overige reserves | ||
Stand per 1 januari | 650.728 | 611.868 |
Resultaatbestemming voorgaand boekjaar | 61.666 | 37.595 |
Realisatie uit herwaarderingsreserve | 566 | 1.265 |
Stand per 31 december | 712.960 | 650.728 |
Het bestuur stelt aan de Raad van Commissarissen voor het resultaat over het boekjaar 2022 ad € 31.509 dzd. als volgt te bestemmen:
De resultaatbestemming is nog niet in de jaarrekening verwerkt met uitzondering van het niet-gerealiseerde resultaat ten gunste van de herwaarderingsreserve.
Onrendabele investeringen en herstructureringen | ||
31-12-2022 | 31-12-2021 | |
Onrendabele investeringen en herstructureringen Vastgoed in ontwikkeling | 13.478 | 7.437 |
Onrendabele investeringen en herstructureringen Vastgoed in exploitatie | 838 | 1.101 |
14.316 | 8.538 |
Onrendabele investeringen en herstructureringen Vastgoed in ontwikkeling | ||
2022 | 2021 | |
Stand per 1 januari | 7.437 | 18.891 |
Dotatie | 16.897 | 92 |
Onttrekking | -10.578 | -1.721 |
Vrijval | -278 | -9.825 |
Stand per 31 december | 13.478 | 7.437 |
De voorziening heeft voor een bedrag van € 11,7 miljoen een langlopend karakter en voor het overige deel een kortlopend karakter.
Onrendabele investeringen en herstructureringen Vastgoed in exploitatie | ||
2022 | 2021 | |
Stand per 1 januari | 1.101 | 4.299 |
Dotatie | 838 | 0 |
Onttrekking | -1.101 | -3.198 |
Stand per 31 december | 838 | 1.101 |
Latente belastingverplichtingen | ||
31-12-2022 | 31-12-2021 | |
Latente belastingverplichtingen | 121.961 | 117.693 |
De latente belastingverplichting betreft waardering van het verschil tussen de fiscale waardering en de marktwaardering van het vastgoed in exploitatie, in ontwikkeling, voorzieningen en geldleningen. De toelichting op deze post is onder de latente belastingverplichtingen.
Vastgoed in exploitatie Ten aanzien van het DAEB en niet-DAEB vastgoed in exploitatie is sprake van een waarderingsverschil tussen de commerciële en fiscale boekwaarde. De marktwaarde van het vastgoed in exploitatie bedraagt ultimo 2022 € 2.662 miljoen. De fiscale boekwaarde bedraagt ultimo 2022 € 1.815 miljoen. Ultimo 2021 is dit € 2.589, respectievelijk € 1.794 miljoen. Het verschil is voor de latentie bepaald en contant gemaakt tegen de netto rente en een restant levensduur van 20,5 jaar (2021: 20,8)
Projecten in ontwikkeling Bij projectontwikkeling kan de fiscale waardering afwijken van de commerciële waardering vanwege voor de sector geldende fiscale waarderingsvoorschriften volgens de Vaststellingsovereenkomsten VSO 1 en 2. Deze afgesloten Vaststellingsovereenkomst is door de Belastingdienst per 1 januari 2023 opgezegd. Voor het tijdelijke waarderingsverschil is een actieve latentie gevormd. Gezien het langlopende karakter is deze latentie contant gemaakt tegen de netto rente en de restant levensduur van het vastgoed in exploitatie.
Verkoop woningen onder VOV Hierbij is sprake van een waarderingsverschil tussen de commerciële en fiscale boekwaarde. Een gedeelte van de fiscale boekwaarde wordt afgewikkeld en een gedeelte van de boekwaarde in de vorm van een winstrecht wikkelt pas na terugkoop af. Voor dit tijdelijk verschil is sprake van een actieve belastinglatentie. Aangezien het moment van terugkoop en daarmee het moment van afwikkeling van de latentie op voorhand niet vast staat. Is deze latentie bepaald en contant gemaakt tegen de netto rente en de restant levensduur van het vastgoed in exploitatie.
Leningen o/g en u/g In de jaarrekening is voor de leningenportefeuille een latente belastingverplichting respectievelijk -vordering tegen de contante waarde verantwoord voor het verschil tussen de waardering die de fiscus toepast (i.c. reële waarde) en de waardering als toegepast in de jaarrekening (geamortiseerde kostprijs). De latentie loopt af over de resterende looptijd van de leningen.
Derivaten In de jaarrekening is voor de gewaardeerde derivaten (afgescheiden embedded derivaten of derivaten waarbij geen kostprijs hedge accounting is toegepast) een verschil tussen de waardering die de fiscus toepast en de waardering als toegepast in de jaarrekening. De latentie loopt af over de resterende looptijd van de derivaten en is tegen contante waarde verantwoord.
Fiscaal verrekenbare verliezen Er wordt een latente belastingvordering uit hoofde van fiscaal compensabele verliezen gevormd voor zover er voldoende sterke aanwijzingen zijn dat er in de toekomst voldoende fiscale winst beschikbaar zal zijn ter realisatie van de latente vordering. In de jaarrekening is dit het geval en wordt een latente belastingvordering tegen de contante waarde verantwoord.
Bij de waardering op netto contante waarde vindt de discontering van de waarderingsverschillen plaats tegen een netto rente van 2,07% (2021: 2,04%). Dit percentage is afgeleid uit de voor WoonFriesland geldende rente voor langlopende leningen op 31 december 2022, onder aftrek van het toepasselijke VPB-tarief in het jaar van afwikkeling. Bij de bepaling van het geldende belastingtarief is tevens rekening gehouden met de toekomstige VPB-tarieven.
Stand latente belastingverplichting tot waardering gebracht De latente belastingverplichtingen opgenomen in de balans en de hiermee samenhangende latente belastinglasten/Ābaten in de winst-en-verliesrekening zijn als volgt te specificeren:
Latentie op | balans 2022 | balans 2021 | V&W 2022 | V&W 2021 |
Sociaal en commercieel vastgoed in exploitatie | -143.575 | -135.308 | -8.267 | -60.542 |
Vastgoed projecten en gronden | 11.140 | 6.154 | 4.986 | -573 |
Leningen en derivaten | 511 | 561 | -50 | -324 |
Niet toegestane voorzieingen | 150 | 154 | -4 | -36 |
Fiscale verliezen | 3.228 | 6.160 | -2.932 | -6.532 |
ATAD | 6.522 | 4.692 | 1.830 | 4.692 |
Overige tijdelijke verschillen | 63 | -106 | 169 | -106 |
-121.961 | -117.693 | -4.268 | -63.421 |
Onder de Latente belastingverplichting een post opgenomen uit hoofde van beschikbare voorwaartse verliescompensatie is ter grootte van € 12.770 (2021: € 15.945). Dit is het gevolg vanuit eerder geleden verliezen, waarbij het waarschijnlijk is dat er voldoende toekomstige fiscale winst beschikbaar zal zijn binnen de fiscale eenheid om het verlies te compenseren voor expiratiedatum. ATAD (Anti-Tax Avoidance Directive) is een door de Europese Raad aangenomen richtlijn die tot doel heeft 'agressieve' belastingconstructies aan banden te leggen.
Het verloop van de in de balans tot waardering gebrachte latente belastingverplichtingen in het boekjaar is op totaalniveau als volgt:
2022 | 2021 | |
Boekwaarde 1 januari | -117.693 | -54.270 |
Dotatie t.l.v. resultaat | -1.155 | -55.956 |
Vrijval t.g.v. resultaat | -3.113 | -7.467 |
Boekwaarde 31 december | -121.961 | -117.693 |
De latenties uit hoofde van tijdelijke verschillen, zijn gebaseerd op de volgende nominale waarderingsverschillen ultimo 2022:
Jaarrekening | Fiscaal | Verschil | 25,8% | |
Waarde sociaal en commercieel vastgoed in exploitatie | 2.661.793 | 1.814.787 | -847.006 | -218.528 |
Vastgoed projecten en gronden | 15.456 | 72.158 | 56.702 | 14.629 |
Waarde leningen en dervaten | 23.586 | 19.626 | 3.960 | 1.022 |
Waarde fiscaal verrekenbare verliezen | - | 12.771 | 12.771 | 3.295 |
Waarde niet toegestane voorzieningen | -886 | - | 886 | 229 |
ATAD | - | 38.478 | 38.478 | 9.927 |
Overige tijdelijke verschillen | 8.990 | 9.278 | 288 | 74 |
2.708.939 | 1.967.098 | -733.921 | -189.352 |
Ultimo 2021 is het overzicht als volgt:
Jaarrekening | Fiscaal | Verschil | 25,8% | |
Waarde sociaal en commercieel vastgoed in exploitatie | 2.588.651 | 1.790.541 | -798.110 | -205.912 |
Vastgoed projecten en gronden | 20.271 | 54.199 | 33.928 | 8.753 |
Waarde leningen en dervaten | 34.775 | 30.493 | 4.282 | 1.105 |
Waarde fiscaal verrekenbare verliezen | - | 24.632 | 24.632 | .355 |
Waarde niet toegestane voorzieningen | -911 | - | 911 | 235 |
ATAD | - | 27.678 | 27.678 | 7.141 |
Overige tijdelijke verschillen | 10.711 | 10.238 | -473 | -122 |
2.653.497 | 1.937.181 | -707.152 | -182.445 |
Overige voorzieningen | 31-12-2022 | 31-12-2021 |
Voorziening jubileumuitkering | 376 | 374 |
Voorziening V&E-meters | 510 | 537 |
886 | 911 |
Overige voorzieningen | 1 januari 2022 | Dotatie | Onttrekking | 31 december 2022 |
Voorziening jubileumuitkering | 374 | 69 | -67 | 376 |
Voorziening V&E-meters | 537 | 0 | -27 | 510 |
911 | 69 | -94 | 886 |
De voorziening voor V&E-meters is overgenomen van De Veste bij de overname van de volkshuisvestelijke taken op Terschelling. Voor de nog niet bestede V-meters is een voorziening opgenomen. Bewoners hebben eenmalig E-meters gekregen afhankelijk van de leeftijd van de huurwoning te besteden aan energiebesparende maatregelen. Er is een voorziening opgenomen voor de nog niet bestede E-meters.
31-12-2022 | Waarvan langer dan vijf jaar | 31-12-2021 | Waarvan langer dan vijf jaar | |
Schulden/leningen overheid | 2.540 | 149 | 2.623 | 169 |
Schulden/leningen kredietinstellingen | 633.772 | 573.577 | 594.494 | 542.880 |
Verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden | 14.082 | 14.082 | 13.202 | 13.202 |
Overige schulden | 144 | 144 | 151 | 151 |
650.538 | 587.952 | 610.470 | 556.402 |
Voor Verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden en overige schulden is niet bekend wanneer de schuld afloopt en zijn derhalve geheel geclassificeerd als 'langer dan vijf jaar'.
31-12-2022 | Aflossingsverplichting 2023 |
Resterende
looptijd > 1 jaar en 5 <= jaar |
Resterende looptijd > 5 jaar | |
Schulden/leningen overheid | 2.623 | 83 | 2.391 | 149 |
Schulden/leningen kredietinstellingen | 646.494 | 12.722 | 60.195 | 573.577 |
Verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden | 14.082 | 0 | 0 | 14.082 |
Overige schulden | 144 | 0 | 0 | 144 |
663.343 | 12.805 | 62.586 | 587.952 |
2022 | 2021 | ||||||||||
Leningen overheid | |||||||||||
Stand per 1 januari | 3.285 | 4.533 | |||||||||
Aflossing | -662 | -1.248 | |||||||||
Stand per 31 december | 2.623 | 3.285 | |||||||||
Aflossingsverplichting komend boekjaar | -83 | -662 | |||||||||
Langlopend deel per 31 december | 2.540 | 2.623 | |||||||||
Schulden/leningen kredietinstellingen | |||||||||||
Stand per 1 januari | 618.001 | 625.024 | |||||||||
Terugplaatsing roll-overs | 0 | -17.500 | |||||||||
Nieuwe leningen | 80.000 | 85.000 | |||||||||
Opname roll-over | 2.000 | 8.000 | |||||||||
Aflossingen huidig boekjaar | -53.507 | -82.524 | |||||||||
Stand per 31 december | 646.494 | 618.000 | |||||||||
Aflossingsverplichting komend boekjaar | -12.722 | -23.506 | |||||||||
Langlopend deel per 31 december | 633.772 | 594.494 |
De marktwaarde van de leningen (inclusief aflossingsverplichting 2023) bedraagt ultimo 2022 € 672 miljoen (2021: € 904 miljoen). De marktwaarde is door het management bepaald middels inzet van een treasury specialist op basis van de rentecurve waarbij gerekend is met een kredietopslag.
Voor het totaal aan langlopende leningen en aflossingsverplichting komend jaar staat het WSW borg voor een bedrag van € 638 miljoen en de gemeenten voor een bedrag van € 11 miljoen. Dit is totaal € 649 miljoen, hiervan is € 13 miljoen als kortlopend verantwoord (aflossingsverplichting 2023).
De leningen worden afgelost op basis van annuïtaire dan wel een fixe systeem.
Terugplaatsen roll-over houdt in dat als banksaldo te hoog is, wordt de roll-over lening verlaagd middels een terugplaatsing. Opname roll-over houdt in dat als banksaldo te laag wordt, dan wordt (een deel van) de variabele lening teruggenomen waardoor het leningensaldo verhoogd wordt.
Verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden | |||||||||||
31-12-2022 | 31-12-2021 | ||||||||||
14.082 | 13.202 |
2022 | 2021 | |
Terugkoopverplichting ontstaan bij overdracht | 13.720 | 14.250 |
Vermeerderingen / verminderingen | -518 | -1.473 |
Stand per 1 januari | 13.202 | 12.777 |
Herclassificatie naar exploitatie | -263 | -424 |
Herclassificatie naar voorraad | 0 | -106 |
Afwaarderingen | -16 | -45 |
Opwaarderingen | 1.159 | 1.000 |
Stand per 31 december | 880 | 425 |
Terugkoopverplichting ontstaan bij overdracht | 13.457 | 13.720 |
Vermeerderingen / verminderingen | 625 | -518 |
Langlopend deel per 31 december | 14.082 | 13.202 |
De terugkoopverplichting uit hoofde van woningen verkocht onder de Koopgarantregeling heeft betrekking op 116 aantal woningen (2021: 119), waarvan 88 huurwoningen uit bestaand bezit (2021: 90) en 28 nieuwbouwkoopwoningen (2021: 29). In 2022 zijn 3 woningen teruggekocht, hiervan zijn 3 opgenomen in exploitatie en 0 regulier verkocht.
31-12-2022 | 31-12-2021 | |
Overige schulden | 144 | 151 |
Aflossingsverplichtingen langlopende schulden | 31-12-2022 | 31-12-2021 |
Schulden aan overheid | 83 | 662 |
Schulden aan kredietinstelingen | 12.722 | 23.506 |
12.805 | 24.168 |
Schulden aan leveranciers | 31-12-2022 | 31-12-2021 |
Crediteuren | 10.271 | 3.198 |
Schulden ter zake van belastingen, premies van sociale verzekeringen en pensioenen | 31-12-2022 | 31-12-2021 |
Omzetbelasting | 4.654 | 2.660 |
Loonheffing | 705 | 643 |
Belastingheffingen | 71 | 0 |
PAWW premie | 3 | 5 |
5.433 | 3.308 |
Schulden terzake van pensioenen | 31-12-2022 | 31-12-2021 |
Schulden terzake van pensioen | 187 | 166 |
Overige schulden | 31-12-2022 | 31-12-2021 |
Nog te ontvangen facturen | 871 | 294 |
Overlopende passiva | 31-12-2022 | 31-12-2021 |
Niet vervallen rente leningen o/g | 7.748 | 7.464 |
Renteswaps | 493 | 520 |
Vooruitontvangen huren | 1.490 | 1.430 |
Vooruitontvangen bedragen | 128 | 679 |
Te verrekenen service- en stookkosten met huurders | 2.204 | 559 |
Resterende verlofdagen | 792 | 714 |
12.855 | 11.366 |
WoonFriesland maakt gebruik van derivaten om het rente- en kasstroomrisico af te dekken. Voor de verwerking, waardering en resultaatbepaling, past WoonFriesland met betrekking tot deze derivaten (hedge instrumenten) kostprijshedge accounting toe. De marktwaarde van de derivaten is per 31-12-2022 € 2,6 miljoen negatief (31-12-2021: € 10,0 miljoen negatief).
In het treasury statuut van WoonFriesland staan de kaders benoemd omtrent het beheersen van risico's. De financiële instrumenten voldoen aan deze kaders.
De hedge strategie is het risico van wijzigingen in de rente afdekken met derivaten. WoonFriesland speculeert niet met derivaten.
Kostprijshedge accounting op basis van individuele leningen. Kostprijshedge accounting wordt toegepast op basis van de aansluiting van de kritische kenmerken van de instrumenten met de financieringen. Deze kenmerken zijn terug te vinden in de originele contracten.
WoonFriesland dekt de variabiliteit in kasstromen voortvloeiende uit toekomstige rentebetalingen gerelateerd aan huidige leningen af. Hierbij worden de kasstromen van de rentebetalingen van de afgesloten leningen afgedekt.
Het hedging instrument en de hedged items onderliggend aan de af te dekken rentebetalingen worden tegen kostprijs op de balans opgenomen en gewaardeerd. Hedge ineffectiviteit wordt in de winst-en-verliesrekening verwerkt.
De belangrijkste financiële risico's waaraan WoonFriesland onderhevig is zijn het marktrisico, het renterisico, het kredietrisico en het liquiditeitsrisico.
Kredietrisico Het gaat hierbij om het risico dat financiële instellingen niet aan hun contractuele verplichtingen kunnen voldoen. Door het spreiden van transacties over verschillende financiële instellingen wordt getracht dit risico te beperken. Verder dienen de financiële instellingen te voldoen aan kredietwaardigheidseisen (rating). Voor WoonFriesland is het kredietrisico inzake debiteuren relatief beperkt daar het overgrote deel van de huren maandelijks vooruit worden ontvangen.
Liquiditeitsrisico Het gaat hierbij om het risico dat over onvoldoende middelen wordt beschikt om aan de directe verplichtingen te kunnen voldoen. Dit geldt voor alle verplichtingen van WoonFriesland en haar tegenpartijen, ongeacht of dit nu crediteuren of financiële instellingen zijn. WoonFriesland heeft op verschillende manieren gewaarborgd dat zij aan haar verplichtingen kan voldoen (zoals bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een kredietfaciliteit van € 5 miljoen (2021: € 5 miljoen) en het niet volledig opnemen van roll-over leningen. Dit geeft ultimo 2021 geen ruimte (2021: € 2 miljoen).
Het risico dat toekomstige kasstromen verbonden aan een monetair financieel instrument in omvang fluctueren is beperkt, aangezien de langlopende vorderingen en schulden voor het grootste deel vastrentend zijn.
Valutarisico WoonFriesland loopt geen valutarisico. Zij is alleen werkzaam in Nederland waardoor alle inkomende en uitgaande kasstromen in euro's zijn.
Renterisico WoonFriesland loopt renterisico over de rentedragende vorderingen en rentedragende langlopende en kortlopende schulden. Voor vorderingen en schulden met variabele renteafspraken loopt de woningcorporatie risico ten aanzien van toekomstige kasstromen.
Voor vastrentende langlopende leningen loopt WoonFriesland het risico dat de reële waarde van de leningen zal dalen respectievelijk stijgen als gevolg van veranderingen in de marktrente (i.c. prijsrisico). Voor deze schulden worden geen financiële derivaten uit hoofde van veranderingen in de marktrente afgesloten.
Voor schulden met variabele renteafspraken of renteconversie momenten (in het bijzonder variabele, roll-over en basisrente leningen) loopt WoonFriesland risico ten aanzien van toekomstige kasstromen als gevolg van veranderingen in de marktrente (i.c. kasstroomrisico). Voor het overgrote deel van schulden met variabele renteafspraken wordt het kasstroomrisico afgedekt door in geval van een significante verwachte stijging respectievelijk daling van de marktrente, renteswapcontracten af te sluiten waarbij de variabele rente wordt geruild voor een vaste rente. Verwezen wordt verder naar paragraaf 'Hedges' van dit hoofdstuk.
Renteprijsrisico's leningen overheid en kredietinstellingen Ter beoordeling van het prijsrisico dat de groep loopt, zijn de leningen in onderstaand overzicht ingedeeld in groepen van overeenkomstige contractueel overeengekomen rentepercentages en looptijden:
2022 Renteklassen (vastrentende leningen) | Gemiddelde gewogen | ||||||||||
Restant looptijd | 0% - 1% | 1% - 2% | 2% - 3% | 3% - 4% | 4% - 5% | 5% -7% | >7% | Eindtotaal | Effectieve rente | ||
1 - 5 jaar | 0 | 0 | 15.801 | 1.930 | 11.581 | 799 | 0 | 30.110 | 3,34% | ||
6 - 10 jaar | 0 | 5.500 | 0 | 0 | 4.151 | 493 | 0 | 10.144 | 2,75% | ||
11 - 15 jaar | 39.000 | 14.000 | 248 | 3.889 | 19.166 | 623 | 0 | 76.926 | 1,90% | ||
16 - 20 jaar | 20.000 | 6.000 | 0 | 40.000 | 20.460 | 0 | 0 | 86.460 | 3,05% | ||
> 20 jaar | 87.500 | 68.500 | 20.996 | 31.500 | 112.102 | 0 | 0 | 320.598 | 2,62% | ||
Eindtotaal | 146.500 | 94.000 | 37.045 | 77.319 | 167.460 | 1.915 | 0 | 524.239 | 2,63% |
De effectieve rentevoet van de leningen overheid en kredietinstellingen bedraagt gemiddeld 2,63%.
2021 Renteklassen (vastrentende leningen) | Gemiddelde gewogen | ||||||||||
Restant looptijd | 0% - 1% | 1% - 2% | 2% - 3% | 3% - 4% | 4% - 5% | 5% -7% | >7% | Eindtotaal | Effectieve rente | ||
1 - 5 jaar | 0 | 0 | 18.564 | 1.930 | 31.722 | 0 | 0 | 52.215 | 3,23% | ||
6 - 10 jaar | 0 | 5.500 | 0 | 0 | 4.761 | 1.473 | 0 | 11.734 | 3,08% | ||
11 - 15 jaar | 19.000 | 14.000 | 10.266 | 4.126 | 18.956 | 668 | 0 | 67.016 | 2,29% | ||
16 - 20 jaar | 40.000 | 6.000 | 0 | 20.000 | 20.730 | 0 | 0 | 86.730 | 2,39% | ||
> 20 jaar | 67.500 | 48.500 | 1.032 | 51.500 | 112.179 | 0 | 0 | 280.711 | 2,94% | ||
Eindtotaal | 126.500 | 74.000 | 29.862 | 77.556 | 188.348 | 2.141 | 0 | 498.407 | 2,77% |
De effectieve rentevoet van de leningen overheid en kredietinstellingen bedraagt gemiddeld 2,77%.
Rentekasstroomrisico's leningen overheid en kredietinstellingen De contractuele renteherzieningsdata of aflossingsdata indien laatstgenoemde eerder liggen en de effectieve rentevoet van de zowel in de balans als niet in de balans opgenomen financiële instrumenten van de groep waarover rentekasstroomrisico wordt gelopen, luiden als volgt:
De effectieve rentevoet van de financiële instrumenten gegroepeerd onder variabele rentevoet wordt herzien binnen een jaar. De renteherzieningsdata van de variabel rentende lening en de renteswap(s) om deze variabele rente om te zetten naar vast, zijn afzonderlijk opgenomen. De andere financiële instrumenten van de groep zijn niet in de bovenstaande tabel opgenomen, omdat ze niet rentedragend zijn en daardoor niet aan renterisico onderhevig zijn.
Overige kasstroomrisico's leningen overheid en kredietinstellingen Onderstaande vervalkalender van de leningenportefeuille geeft inzicht in de jaarlijkse bedragen betreffende de contractueel bepaalde kasstromen uit hoofde van de jaaraflossingen, de eindaflossingen en de renteconversies:
2022 (variabel rentende leningen) | ||||||||
Financiële vaste activa | ≤ 1 jaar | 2 jaar | 3 jaar | 4 jaar | 5 jaar | > 5 jaar | Eindtotaal | Gemiddelde gewogen effectieve rentes |
Bank | 12.822 | - | - | - | - | - | 12.822 | 0,00% |
Totaal Financiële passiva | 12.822 | - | - | - | - | - | 12.822 | 0,00% |
Leningen overheid | - | - | - | - | - | - | - | 0,00% |
Leningen kredietinstellingen | - | - | - | 20.000 | 20.000 | 85.000 | 125.000 | 2,52% |
Bruto positie | 12.822 | - | - | 20.000 | 20.000 | 85.000 | 137.822 | 2,52% |
Renteswap (variabel naar vast) | - | - | - | 20.000 | 20.000 | - | 40.000 | 4,59% |
Netto positie | 12.822 | - | - | - | - | 85.000 | 97.822 | 3,03% |
2021 (variabel rentende leningen) | ||||||||
Financiële vaste activa | ≤ 1 jaar | 2 jaar | 3 jaar | 4 jaar | 5 jaar | > 5 jaar | Eindtotaal | Gemiddelde gewogen effectieve rentes |
Bank | 11.245 | - | - | - | - | - | 11.245 | 0,00% |
Totaal Financiële passiva | 11.245 | - | - | - | - | - | 11.245 | 0,00% |
Leningen overheid | - | - | - | - | - | - | - | 0,00% |
Leningen kredietinstellingen | 20.000 | - | - | - | 20.000 | 103.000 | 143.000 | 1,08% |
Bruto positie | 31.245 | - | - | - | 20.000 | 103.000 | 154.245 | 1,08% |
Renteswap (variabel naar vast) | - | - | - | - | 20.000 | 20.000 | 40.000 | 4,52% |
Netto positie | 31.245 | - | - | - | - | 83.000 | 114.245 | 1,82% |
Overige kasstroomrisico's leningen overheid en kredietinstellingen Rentevoet en kasstroomrisico leningen overheid en kredietinstellingen met resterende looptijden
Soort | 2022 (x € 1.000) | % | Gem. looptijd | 2021 (x € 1.000) | % | Gem. looptijd |
Vast | 524.616 | 81% | 25 | 476.558 | 77% | 24 |
Roll-over | 45.000 | 7% | 7 | 63.000 | 10% | 6 |
Basis | 60.000 | 9% | 34 | 60.000 | 10% | 36 |
Annuiteit | 19.501 | 3% | 8 | 21.727 | 3% | 9 |
Totaal | 649.117 | 100% | 24 | 621.285 | 100% | 23 |
Het gemiddelde rentepercentage langlopende schulden inclusief effect derivaten bedraagt per ultimo 2022: 2,79% (2021: 2,72%).
Het totaal van € 649.117 dzd sluit aan met de volgende balansposten in de jaarrekening (bedragen x € 1.000):
Langlopende schulden | |||||||||||
Schulden/leningen overheid | 2.540 | ||||||||||
Schulden aan kredietinstellingen | 633.772 | ||||||||||
Kortlopende schulden | |||||||||||
Overheidsleningen | 83 | ||||||||||
Schulden aan kredietinstellingen | 12.722 | ||||||||||
Totaal | 649.117 |
Het bedrag ad € 524.239 dzd opgenomen in de tabel '2022 Renteklassen (vastrentende leningen)' sluit aan met het totaaloverzicht met resterende looptijd leningen naar type. In dit laatste overzicht staat bij 'Vast' € 524.616 dzd. het verschil wordt veroorzaakt door de 'Annuïteitenleningen' ad € 19.501 dzd. en een fixe lening ad € 20.000 dzd. met een variabele rente.
De rente op de roll-overleningen is voor € 40 miljoen van de € 45 miljoen aan deze leningen afgedekt door renteswapcontracten. Dit betekent dat het renterisico voor WoonFriesland, afgezien van bij herfinanciering, zich hoofdzakelijk beperkt tot renteconversie bij basisrenteleningen en leningen met een variabele rente.
Marktrisico WoonFriesland beheerst het marktrisico door spreiding aan te brengen in de portefeuille en limieten te stellen.
Voor vastrentende langlopende vorderingen en langlopende leningen loopt de stichting het risico dat de reële waarde van de vorderingen en leningen zal dalen respectievelijk stijgen als gevolg van veranderingen in de marktrente (i.c. reële waarderisico). Voor deze vorderingen en schulden worden geen financiële derivaten uit hoofde van veranderingen in de marktrente afgesloten.
Langlopende schulden De reële waarde van de langlopende schulden is geschat aan de hand van de contante waarde van de toekomstige kasstromen tegen de geldende marktrente. De totale reële waarde van de langlopende schulden was voor 2022 € 672 (2021: € 904 miljoen). Bij de bepaling van de reële waarde is geen rekening gehouden met de WSW credit spread.
Rente-instrumenten WoonFriesland heeft per 31-12-2022 de beschikking over een tweetal payer swaps, welke al voor 2009 met verschillende (toekomstige) ingangsdata zijn afgesloten bij diverse banken. Met deze swaps zijn renteafspraken gemaakt, waarbij de hoogte van de rente voor WoonFriesland is vastgelegd. Hierdoor wordt het (toekomstige) renterisico verminderd.
In 2006 heeft WoonFriesland een tweetal payers swaps afgesloten voor een hoofdsom van € 40 miljoen per jaar in 2008 en 2009. De swaps hebben betrekking op een hoofdsom van respectievelijk € 20 miljoen en € 20 miljoen en kennen een te betalen vaste rente van respectievelijk 4,59% en 4,4585%. De reële waarde van de swaps per ultimo 2021 bedraagt circa € 2,6 miljoen negatief, waardering nihil vanwege toepassing kostprijshedge accounting.
Hedges
Algemene hedgestrategie
WoonFriesland voert een strategie om het risico op wijzigingen van toekomstige rentekasstromen uit hoofde van bestaande en zeer waarschijnlijk in de toekomst af te sluiten leningen af te dekken. Daartoe worden renteswapcontracten afgesloten. Met een renteswap ontvangt WoonFriesland een variabele rente van de tegenpartij en betaalt zij een vaste rente terug.
Hedge accounting Op basis van de hiervoor genoemde hedgestrategie past WoonFriesland in de jaarverslaggeving hedge-accounting toe waarbij de waarderingsresultaten van de afgedekte posities (leningen) en het afdekkingsinstrument(renteswaps) gelijktijdig in de winst-en-verliesrekening worden verwerkt teneinde aldus de toegepaste risicoafdekking in de verslaggeving tot uitdrukking te brengen.
Effectiviteit hedge relatie Hedge accounting wordt toegepast aangezien sprake is van een effectieve hedge relatie. De kritische kenmerken (onder andere omvang en looptijd) van de hedge instrumenten komen overeen met die van de afgedekte en nog af te dekken posities. Voor elke verslaggevingsperiode wordt de effectiviteit van de hedge relaties getest middels het vergelijken van de kritische kenmerken, die de waarde van de instrumenten het meest beïnvloeden. Indien ineffectiviteit wordt vastgesteld, wordt deze in de winst-en-verliesrekening verwerkt.
Renteswaps Een payer swap is een rente-instrument met een waardeontwikkeling, afhankelijk van de renteontwikkeling kan dit resulteren in een positieve of een negatieve marktwaarde. Kort gezegd zal bij een stijgende rente de swap een positieve waarde krijgen en bij een dalende rente een negatieve waarde.
De belangrijkste modaliteiten van de afgesproken payer swaps zijn:
Bank | Hoofdsom | Vaste rente | Variabele rente | Startdatum | Einddatum | Reële waarde |
BNG BANK | 20.000.000 | 4,5900% | EUR 3M | 1-12-2008 | 1-12-2027 | -1.360.526 |
RABOBANK | 20.000.000 | 4,4585% | EUR 3M | 13-7-2009 | 13-7-2026 | -1.200.281 |
40.000.000 | 4,4030% | -2.560.807 |
Vanaf de startdatum zijn de betreffende swaps effectief gehedged gedurende de gehele periode door middel van gekoppelde leningen waarvan de kritische kenmerken overeenkomen met de swaps. Deze gekoppelde leningen zijn telkens vernieuwd na de aflosmomenten van deze leningen. Hieronder zijn de huidige in 2022 gekoppelde leningen opgenomen.
Betreffende de swap van de BNG Bank is de volgende lening gekoppeld:
Bank | Hoofdsom | Vaste rente | Variabele rente | Startdatum | Einddatum |
BNG BANK | 20.000.000 | 4,5900% | EUR 3M -17bp | 1-12-2020 | 1-12-2027 |
20.000.000 |
In 2022 is vanwege de herziening van bovenstaande lening, de onderstaande lening afgesloten waardoor gedurende het gehele boekjaar sprake is geweest van een effectieve hedge:
Bank | Hoofdsom | Vaste rente | Variabele rente | Startdatum | Einddatum |
NWB BANK | 20.000.000 | 4,5900% | EUR3M-8bp | 1-12-2022 | 1-12-2027 |
20.000.000 |
Betreffende de swap van de Rabobank is de volgende lening gekoppeld:
Bank | Hoofdsom | Vaste rente | Variabele rente | Startdatum | Einddatum |
BNG BANK | 20.000.000 | 4,4585% | EUR 3M -38bp | 13-7-2021 | 13-7-2026 |
20.000.000 |
WSW obligoverplichting Leningen van toegelaten instellingen, die deelnemer zijn van het WSW worden door het WSW geborgd. Het WSW stelt zich borg jegens de geldgever voor de betaling van de leningsverplichtingen. Per 1 juli 2021 is de obligoregeling met WSW gewijzigd. De oude, eenmalige obligoverplichting van 3,85% van het geborgde schuldrestant wordt anders ingericht en vervangen. Dat gebeurt via een nieuwe jaarlijks gemaximeerde obligoheffing en een 'gecommitteerd obligo'. Het gecommitteerd obligo wordt zeker gesteld door middel van een door deelnemers af te sluiten obligolening.
Het jaarlijks obligo geldt als een heffing die jaarlijks kan worden geïnd. Het jaarlijks obligo is maximaal 0,33% van het geborgd volume aan leningen ultimo het afgelopen kalenderjaar. Voor boekjaar 2022 bedroeg dit percentage 0,0487% resulterend in jaarlijkse obligoheffing van € 0,29 miljoen voor WoonFriesland.
Daarnaast zijn corporaties verplicht een obligolening af te sluiten. De obligolening is een nieuw onderdeel van het borgstelsel van WSW en is een lening met een variabele hoofdsom waarop in beginsel niet getrokken wordt. Zolang er niet getrokken wordt op de obligolening, betalen corporaties over het niet opgenomen deel een bereidstellingsvergoeding aan de geldgever.
Deze obligolening is een door WSW geborgde variabele hoofdsomlening die de woningcorporatie aangaat met een geldgever en waarvan na trekking de gelden rechtstreeks worden gestort op een daartoe aangewezen rekening van WSW. Jaarlijks stelt WSW de omvang van dit gecommitteerd obligo vast op basis van het schuldrestant per 31 december van het laatst verstreken kalenderjaar. Met deze obligoregeling staan toegelaten instellingen als deelnemer van het WSW garant voor elkaar. Per 31 december 2022 heeft WoonFriesland een aangegane obligolening van € 15,5 miljoen (per 31 december 2021: € 15,6 miljoen) die niet is getrokken. Deze obligolening kan worden getrokken indien de borgstellingsreserve (risico- of garantievermogen) van het WSW niet voldoende is om op grond van aanspraken van geldgevers de betalingsverplichtingen van WSWĀdeelnemers over te nemen.
Leaseovereenkomsten De toekomstige leaseverplichtingen van WoonFriesland betreffen de leasecontracten van de bedrijfsauto's en -bussen en bedragen € 1,09 miljoen (2021: € 0,91 miljoen) waarvan € 0,60 miljoen een looptijd betreft van korter dan 1 jaar en € 0,49 miljoen een looptijd langer dan 5 jaar betreft. In 2022 is een totaalbedrag van € 0,86 miljoen (2021: € 0,71 miljoen) aan leasebetalingen in de winst-en-verliesrekening verwerkt.
Tevens heeft WoonFriesland in 2021 als lessee een leasecontract afgesloten met Buurblok inzake het leasen van sociale huurwoningen. De toekomstige leaseverplichtingen hiervan bedragen € 1,05 miljoen (2021: € 0,9 miljoen) waarvan € 0, 10 miljoen (2021: €0,06 miljoen) een looptijd betreft van korter dan 1 jaar en € 0,5 miljoen (2021: € 0,5 miljoen) een looptijd langer dan 5 jaar betreft. In 2022 is een totaalbedrag van € 0,09 miljoen (2021: € 0,06 miljoen) aan leasebetalingen in de winst-en-verliesrekening verwerkt.
Aangetrokken, nog niet opgenomen leningen WoonFriesland heeft ultimo 2022 in totaal € 34 miljoen (2021: € 20 miljoen) aan leningen aangetrokken met een stortingsdatum na balansdatum voor investeringen en herfinancieringen.
Investeringsverplichtingen Er is sprake van niet in de balans opgenomen investeringsverplichtingen voor nieuwbouw en verduurzaming van woningen voor een totaalbedrag van € 20,2 miljoen (2021: € 8,9 miljoen), zijnde het verschil tussen de afgesloten contracten en de per balansdatum uitgevoerde werkzaamheden. Eventueel uit de contracten voorvloeiende verliezen als gevolg van onrendabele investeringen zijn voorzien in de jaarrekening.
Terugkoopverplichtingen De terugkoopverplichtingen uit hoofde van woningen verkocht onder de Koopgarant regeling zijn vermeld in de toelichting op de balans bij de post verplichtingen inzake onroerende zaken verkocht onder voorwaarden.
Kredietfaciliteit WoonFriesland beschikt over een krediet- en kasgeldfacliteit bij de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten, bestaande uit een krediet in rekening-courant ad € 5 miljoen.
Aansprakelijkheid bij fiscale eenheid WoonFriesland vormt met OBM B.V. een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Op grond van de voorwaarden zijn de Stichting en de met haar gevoegde dochteronderneming ieder hoofdelijk aansprakelijk voor ter zake door de combinatie verschuldigde belasting.
2022 | 2021 | |||
Woningen en woongebouwen DAEB | 119.678 | 117.951 | ||
Woningen en woongebouwen niet-DAEB | 440 | 439 | ||
Onroerende zaken niet zijnde woningen DAEB | 75 | 87 | ||
Onroerende zaken niet zijnde woningen niet-DAEB | 817 | 917 | ||
Af: Projectderving wegens sloop | -30 | -182 | ||
Af: Projectderving wegens renovatie | -701 | -627 | ||
Af: Projectderving wegens verkoop | -25 | -34 | ||
Af: Projectderving wegens nieuwbouw | -61 | -42 | ||
subtotaal | 120.193 | 118.509 | ||
Af: leegstand uit hoofde van mutatie | -891 | -918 | ||
Af: huurderving wegens oninbaarheid | -612 | -489 | ||
118.690 | 117.102 |
De gemiddelde huurverhoging per 1 juli 2022 bedroeg 1,85% (1 juli 2021: 0%). In het kader van de huursom benadering, is de totale huurverhoging voor het van toepassing zijnde gedeelte van de portefeuille 1,85% (2021: 0%).
WoonFriesland heeft als lessor operationele leasecontracten afgesloten voor haar vastgoed waarbij sprake is van contracten voor onbepaalde tijd welke grotendeels tussentijds opzegbaar zijn (één maand opzegtermijn).
2022 | 2021 | |||
Vergoedingen van huurders voor leveringen en diensten | 7.400 | 5.798 | ||
Af: Huurderving wegens leegstand | -135 | -196 | ||
7.265 | 5.731 |
2022 | 2021 | |||
Servicecontracten | 7.465 | 6.271 |
De bedragen die in rekening worden gebracht voor levering en diensten, en overige onroerende en roerende zaken zijn gebaseerd op de geraamde c.q. werkelijke kosten. Zij worden jaarlijks, indien noodzakelijk, aangepast. Jaarlijks vindt afrekening plaats met de huurders met betrekking tot de leveringen en diensten over het voorgaande jaar.
2022 | 2021 | |||
Toegerekende organisatiekosten | 8.032 | 7.111 | ||
Overig | 1.790 | 2.485 | ||
9.822 | 9.596 |
De toegerekende organisatiekosten aan verhuur en beheeractiviteiten volgen uit de kostenverdeelstaat.
Daarin worden de organisatiekosten, welke onder andere bestaan uit lonen en salarissen en overige bedrijfskosten, op basis van een interne inschatting van de urenbesteding naar activiteiten verdeeld. Hierbij wordt in hoofdlijnen onderscheid gemaakt naar exploitatie, projectontwikkeling, verkoop en leefbaarheid.
LONEN, SALARISSEN EN SOCIALE LASTEN | 2022 | 2021 | ||
Salarissen | 12.244 | 11.304 | ||
Sociale lasten | 1.919 | 1.721 | ||
Pensioenlasten | 1.455 | 1.300 | ||
Overige personeelskosten | 3.828 | 2.951 | ||
19.446 | 17.276 |
Bij WoonFriesland bedroeg het aantal fulltime equivalenten (fte's) in 2022 gemiddeld 215,9 ten opzichte van 209,7 in 2021. Deze werknemers waren in 2022 allen in Nederland werkzaam (2021: idem).
PERSONEELSLEDEN | 2022 | 2021 | |||||||||
Onderverdeeld naar: | |||||||||||
Bestuur & Staf | 20,70 | 16,50 | |||||||||
Bedrijfsvoering | 73,10 | 73,90 | |||||||||
Klant & Woning | 129,10 | 118,50 | |||||||||
222,90 | 208,90 |
De gehanteerde pensioenregeling van WoonFriesland is ondergebracht bij het bedrijfstakpensioenfonds Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties (SPW). De belangrijkste kenmerken van deze pensioenregeling zijn:
De belangrijkste kenmerken van de uitvoeringsovereenkomst zijn:
De (maand)dekkingsgraad van SPW bedraagt ultimo 2022 129,0% (ultimo 2021: 126,0%). De beleidsdekkingsgraad bedraagt ultimo 2022 133,7% (ultimo 2021: 118,8% ). Met deze beleidsdekkingsgraad voldoet het pensioenfonds aan de minimaal vereiste 104,2% die is voorgeschreven door De Nederlandse Bank (DNB). Er is daarom geen sprake van een dekkingstekort. Omdat de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de vereiste dekkingsgraad van 126,0% is er geen sprake van een reservetekort.
Toerekening organisatiekosten | 2022 | 2021 | |||||||||
Lonen en salarissen | 15.617 | 14.325 | |||||||||
Uitzendkrachten, inleen, et cetera | 1.578 | 1.028 | |||||||||
Overige personeelskosten | 2.204 | 1.922 | |||||||||
Overige huisvestingskosten | 660 | 567 | |||||||||
Afschrijvingskosten (huisvesting, ICT en inventaris) | 1.414 | 1.285 | |||||||||
Advieskosten | 488 | 564 | |||||||||
Automatiseringskosten | 2.655 | 2.001 | |||||||||
Overige algemene kosten | 730 | 859 | |||||||||
Bijzondere afwaardering ten dienst van (eigen kantoor gebouwen) | 0 | 500 | |||||||||
Toe te rekenen organisatiekosten | 25.346 | 23.051 | |||||||||
Organisatiekosten toegerekend aan: | |||||||||||
- Lasten verhuur en beheeractiviteiten | 8.032 | 7.111 | |||||||||
- Lasten onderhoudsactiviteiten | 13.611 | 12.653 | |||||||||
- Lasten behorende tot nettoresultaat verkoop vastgoedportefeuille | 123 | 195 | |||||||||
- Overige organisatiekosten | 1.866 | 1.600 | |||||||||
- Leefbaarheid | 1.714 | 1.492 | |||||||||
Totaal toegerekende organisatiekosten | 25.346 | 23.051 |
De organisatiekosten zijn toegerekend op basis van een kostenverdeelstaat, op basis van het aantal fte (2021: idem). Op basis hiervan is onderstaande verdeelstaat toegepast op de toe te rekenen organisatiekosten:
2022 | 2021 | |||
% | % | |||
Lasten verhuur en beheeractiviteiten | 31,70 | 30,65 | ||
Lasten onderhoudsactiviteiten | 53,70 | 55,13 | ||
Lasten behorende tot nettoresultaat verkoop vastgoedportefeuille | 0,48 | 0,85 | ||
Overige organisatiekosten | 7,36 | 6,94td> | ||
Leefbaarheid | 6,76 | 6,43 | ||
Totaal toegerekende organisatiekosten | 100,00 | 100,00 |
AFSCHRIJVINGSLASTEN ONROERENDE EN ROERENDE ZAKEN TEN DIENSTE VAN DE EXPLOITATIE | 2022 | 2021 | ||
Afschrijvingen verantwoord onder lasten verhuur en beheeractiviteiten | 568 | 516 | ||
Afschrijvingen verantwoord onder lasten onderhoudsactiviteiten | 637 | 570 | ||
Afschrijvingen verantwoord onder toegerekende organisatiekosten | 6 | 9 | ||
Afschrijvingen verantwoord onder overige organisatiekosten | 91 | 91 | ||
Afschrijvingen verantwoord onder leefbaarheid | 112 | 99 | ||
Totaal toegerekende organisatiekosten | 1.414 | 1.285 |
2022 | 2021 | |||
Planmatig onderhoud | 38.038 | 20.144 | ||
Mutatieonderhoud | 3.289 | 3.406 | ||
Reparatie-/klachtenonderhoud | 5.702 | 5.506 | ||
Onderhoud uitgevoerd door eigen dienst | -3.885 | -3.496 | ||
Toegerekende organisatiekosten | 13.611 | 12.653 | ||
56.755 | 38.213 |
2022 | 2021 | |||
Belastingen exploitatie | 6.713 | 6.376 | ||
Verzekeringen | 303 | 450 | ||
Verhuurderheffing | 8.287 | 11.811 | ||
Overige directe kosten | 123 | 143 | ||
15.426 | 18.780 |
Voor het verkochte DAEB en niet-DAEB vastgoed in exploitatie is de boekwaarde de marktwaarde in verhuurde staat. Voor het teruggekochte vastgoed onder VOV dat is doorverkocht zonder voorwaarden, is de boekwaarde de marktwaarde op terugkoopmoment onder aftrek van de contractuele korting. Het in de winst-en-verliesrekening verantwoorde resultaat bij verkoop van vorengenoemd vastgoed is derhalve beperkt, gezien het geringe verschil tussen de opbrengstwaarde en de boekwaarde.
VERKOOP HUURWONINGEN (DAEB EN NIET-DAEB VASTGOED IN EXPLOITATIE) | 2022 | 2021 | ||
Verkoopopbrengst | 802 | 1.339 | ||
Af: Verkoopkosten | -29 | -91 | ||
Af: Toegerekende organisatiekosten | -123 | -196 | ||
Af: Marktwaarde verkochte vastgoedportefeuille | -485 | -929 | ||
Netto gerealiseerd resultaat verkoop vastgoedportefeuille | 165 | 123 |
De verkoopopbrengst betreft de verkoop van 5 woningen (2021: 7), 0 maatschappelijk (2021: 0), 0 commercieel (2021: 0) en 0 overige vastgoed (2021: 0). De door verkoop in 2022 gerealiseerde waardestijging ten opzichte van de boekwaarde begrepen in de herwaarderingsreserve in het eigen vermogen, bedraagt € 409 dzd.
2022 | 2021 | |||
Mutatie voorziening onrendabele investeringen | -16.535 | 9.733 | ||
Resultaat Nieuwbouw/sloop project bij oplevering | -605 | -1.099 | ||
Waardeverandering door investeringen in bestaand DAEB en niet-DAEB vastgoed in exploitatie | 263 | 3.198 | ||
Overige waardeveranderingen vastgoedportefeuille | -33 | 0 | ||
-16.910 | 11.832 |
2022 | 2021 | |||
Waardeveranderingen commercieel vastgoed in exploitatie | 765 | 1.354 | ||
Waardeveranderingen sociaal vastgoed in exploitatie | 41.133 | 306.637 | ||
41.898 | 307.991 |
2022 | 2021 | |||
Op(af)waardering vastgoed Verkocht onder Voorwaarden | 334 | 396 |
2022 | 2021 | |||
Overige opbrengsten (exploitatie zonnepanelen) | 2.105 | 1.514 | ||
Huuropbrengsten extern beheer woningen | 69 | 0 | ||
Beheervergoeding extern beheer woningen | 8 | 0 | ||
2.182 | 1.514 |
2022 | 2021 | |||
Overige kosten (exploitatie zonnepanelen) | 2.772 | 2.007 | ||
Lasten extern beheer woningen | 71 | 0 | ||
2.843 | 2.007 |
2022 | 2021 | ||||||||||
Jaarlijkse vergoeding RvC | 83 | 86 | |||||||||
Opleidingskosten RvC | 19 | 11 | |||||||||
Marktwaardering | 113 | 102 | |||||||||
Accountantskosten | 338 | 278 | |||||||||
Bijdrageheffing AW | 88 | 90 | |||||||||
Obligoheffing | 291 | 375 | |||||||||
Vrijval reorganisatiekosten | 0 | -117 | |||||||||
Toegerekende organisatiekosten | 1.866 | 1.600 | |||||||||
2.798 | 2.425 | ||||||||||
Accountantshonoraria (Ernst & Young Accountants LLP) | |||||||||||
Controle van de jaarrekening, transporteren | 320 | 260 | |||||||||
Andere controlewerkzaamheden | 18 | 18 | |||||||||
338 | 278 |
Bovenstaande honoraria voor onderzoek van de jaarrekening zijn gebaseerd op de totale honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening 2022 ongeacht of de werkzaamheden reeds gedurende 2022 zijn verricht.
De leefbaarheidskosten laten zich uitsplitsen als zijnde:
Leefbaarheidsbijdrage woonmaatschappelijk werk | 16 | 3 | ||
Leefbaarheidsbijdrage aanleg/onderhoud kleinschalige infrastructuur | 504 | 2 | ||
Leefbaarheidsbijdrage schone woonomgeving/overlast/veiligheid | 276 | 1.161 | ||
Overige leefbaarheidsbijdragen | 1.755 | 1.646 | ||
2.551 | 2.812 |
Overige rentebaten | 311 | 293 |
Rentelasten en soortgelijke kosten | -17.395 | -18.522 |
Schattingen De acute en latente belastingen in de jaarrekening zijn bepaald met inachtneming van de fiscale regels volgens de door de sector met de belastingdienst gemaakte afspraken (Vaststellingsovereenkomst I en II). De toepassing van deze regels is op een aantal onderwerpen niet zonder meer duidelijk en voor discussie vatbaar. Deze onderwerpen zijn onder andere het onderscheid tussen onderhoudskosten en verbeteringen, de toerekenbare kosten inzake projectontwikkeling en de inschatting van het op basis van een fiscale winstplanning naar verwachting te verrekenen deel van beschikbare fiscale verliezen. Eerst bij de aangifte zal blijken of en in hoeverre de fiscus de door de stichting gevolgde standpunten zal overnemen en accorderen. Om die reden kan de in de jaarrekening bepaalde acute en latente belasting achteraf nog aan veranderingen onderhevig zijn.
Belastingdruk winst-en-verliesrekening De belastinglast/-bate over het resultaat in de winst-en-verliesrekening bestaat uit de volgende componenten:
2022 | 2021 | |||
Mutaties latenties | -4.268 | -63.422 | ||
Acute belastingen | -3.094 | 0 | ||
-7.362 | -63.422 |
Aansluiting toepasselijk en effectieve belastingtarief Het toepasselijk (wettelijk) belastingtarief bedraagt 25,8% (2021: 25%). Het effectieve belastingtarief, zijnde de belastinglast in de winst-en-verliesrekening uitgedrukt als % van het jaarresultaat voor belastingen, bedraagt 18,93% (2021: 18,29%) De aansluiting tussen het effectieve belastingtarief en het toepasselijk belastingtarief is als volgt:
2022 | 2021 | |||
Belastinglast/belastingbate op basis van toepasselijk tarief | 25,80 | 25,00 | ||
Correctie voorgaande jaren en niet gewaardeerde latenties | -0,69 | 0,08 | ||
Niet-aftrekbare kosten inclusief saneringsheffing | 0,03 | - | ||
Vpb-impact ATAD renteaftrekbeperking | - | -0,93 | ||
Effect contante waarde op latentie (rekening houdend met verlaging (2021) en verhoging (2022) toekomstig belastingtarief) | -6,21 | -5,86 | ||
Effectief tarief | 18,93 | 18,29 |
Het gemiddelde wettelijke belastingtarief bedraagt 25,8%. De effectieve belastingdruk wordt net als vorig jaar met name veroorzaakt door de het contant maken van de latenties.
Aandeel resultaat OBM B.V. | -9 | -2 |
Bezoldiging van de directie en de commissarissen De bezoldigingen met inbegrip van de pensioenlasten en andere uitkeringen van de huidige en gewezen directieleden en commissarissen die in het boekjaar ten laste van WoonFriesland zijn gekomen, bedragen € 395.000 (2021: € 381.869) respectievelijk € 82.667 (2021: € 82.000).
SAMENSTELLING GELDMIDDELEN | ||||
Liquide middelen per 31 december 2021 | 11.245 | |||
Zeer liquide effecten per 31 december 2021 | - | |||
Geldmiddelen per 31 december 2021 volgens kasstroomoverzicht | 11.245 | |||
Balansmutatie geldmiddelen 2022 | 1.577 | |||
Liquide middelen per 31 december 2022 | 12.822 | |||
Zeer liquide effecten per 31 december 2022 | - | |||
Geldmiddelen per 31 december 2022 volgens kasstroomoverzicht | 12.822 |
Er zijn geen bijzondere gebeurtenissen na balansdatum.
Algemeen Op grond van artikel 15 lid 2 en 4 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 heeft WoonFriesland onderscheid aangebracht tussen diensten van algemeen economische belang (DAEB-tak) en de overige diensten (niet-DAEB-tak). Daartoe zijn een afzonderlijke balans, winst-enĀverliesrekening en kasstroomoverzicht voor respectievelijk de DAEB-tak en de niet-DAEB-tak opgesteld.
Aard van de niet-DAEB activiteiten De niet-DAEB activiteiten van WoonFriesland bestaan (conform het door de Autoriteit Woningcorporaties goedgekeurde āscheidingsvoorstelā) met name uit:
Grondslagen voor de splitsing De belangrijkste uitgangspunten en grondslagen ten aanzien van de afzonderingen primaire overzichten zijn:
Gescheiden balans
(voor resultaatbestemming)
ACTIVA | DAEB | niet-DAEB | DAEB | niet-DAEB | |||||||
2022 | 2021 | ||||||||||
Vaste activa | |||||||||||
Vastgoedbeleggingen | |||||||||||
DAEB vastgoed in exploitatie | 2.636.947 | 0 | 2.562.760 | 0 | |||||||
Niet-DAEB vastgoed in exploitatie | 0 | 25.467 | 0 | 25.891 | |||||||
Onroerende zaken verkocht onder voorwaarden | 7.827 | 7.557 | 7.029 | 7.141 | |||||||
Vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie |
12.385 | 0 | 7.594 | 37 | |||||||
2.657.159 | 33.024 | 2.577.383 | 33.069 | ||||||||
Materiële vaste activa | |||||||||||
Onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie |
8.987 | 0 | 10.212 | 0 | |||||||
Financiële vaste activa | |||||||||||
Deelnemingen in groepsmaatschappijen | 0 | 1.737 | 0 | 1.746 | |||||||
Netto vermogenswaarde niet-DAEB | 26.814 | 0 | 27.400 | 0 | |||||||
26.814 | 1.737 | 27.400 | 1.746 | ||||||||
2.692.960 | 34.761 | 2.614.995 | 34.815 | ||||||||
Vlottende activa | |||||||||||
Voorraden | |||||||||||
Vastgoed bestemd voor de verkoop | 0 | 0 | 130 | 0 | |||||||
Vlottende vorderingen | |||||||||||
Huurdebiteuren | 730 | 20 | 738 | 10 | |||||||
Belastingen en premies sociale verzekeringen | 367 | 0 | 0 | 0 | |||||||
Overige vorderingen | 808 | 0 | 77 | 0 | |||||||
Overlopende activa | 904 | 2 | 426 | 4 | |||||||
2.809 | 22 | 1.241 | 14 | ||||||||
Liquide middelen | 11.822 | 1.000 | 10.245 | 1.000 | |||||||
2.707.591 | 35.783 | 2.626.611 | 35.829 | ||||||||
PASSIVA | |||||||||||
Eigen vermogen | |||||||||||
Herwaarderingsreserve | 1.174.103 | 10.457 | 1.132.978 | 9.556 | |||||||
Overige reserves | 712.960 | 16.335 | 661.378 | 16.750 | |||||||
Resultaat na belasting van het boekjaar | -626 | 22 | 60.572 | 1.094 | |||||||
1.886.437 | 26.814 | 1.854.928 | 27.400 | ||||||||
Voorzieningen | |||||||||||
Onrendabele investeringen en herstructureringen | 14.316 | 0 | 8.538 | 0 | |||||||
Latente belastingverplichtingen | 120.619 | 1.342 | 116.401 | 1.292 | |||||||
Voorziening jubileumuitkering | 370 | 6 | 369 | 5 | |||||||
Voorziening V&E-meters | 510 | 0 | 525 | 12 | |||||||
135.815 | 1.348 | 125.883 | 1.309 | ||||||||
Langlopende schulden | |||||||||||
Schulden/leningen overheid | 2.540 | 0 | 2.623 | 0 | |||||||
Schulden aan kredietinstellingen | 633.772 | 0 | 594.494 | 0 | |||||||
Verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden |
6.729 | 7.353 | 6.227 | 6.975 | |||||||
Overige schulden | 144 | 0 | 151 | 0 | |||||||
643.185 | 7.353 | 603.495 | 6.975 | ||||||||
Kortlopende schulden | |||||||||||
Schulden aan overheid | 83 | 0 | 662 | 0 | |||||||
Schulden aan kredietinstellingen | 12.722 | 0 | 23.506 | 0 | |||||||
Schulden aan leveranciers | 10.269 | 2 | 3.144 | 54 | |||||||
Belastingen en premies sociale verzekeringen | 5.356 | 77 | 3.260 | 48 | |||||||
Schulden terzake van pensioenen | 184 | 3 | 163 | 3 | |||||||
Overige schulden | 848 | 23 | 294 | 0 | |||||||
Overlopende passiva | 12.692 | 163 | 11.326 | 40 | |||||||
42.154 | 268 | 42.355 | 145 | ||||||||
2.707.591 | 35.783 | 2.626.611 | 35.829 |
Gescheiden winst-en-verliesrekening
DAEB | niet-DAEB | DAEB | niet-DAEB | ||||||||
2022 | 2021 | ||||||||||
Huuropbrengsten | 117.548 | 1.142 | 115.906 | 1.196 | |||||||
Opbrengsten servicecontracten | 7.200 | 65 | 5.679 | 52 | |||||||
Lasten servicecontracten | -7.370 | -95 | -6.138 | -133 | |||||||
Lasten verhuur en beheeractiviteiten | -9.658 | -164 | -9.442 | -154 | |||||||
Lasten onderhoudsactiviteiten | -56.333 | -422 | -37.850 | -364 | |||||||
Overige directe operationele lasten exploitatie bezit | -15.364 | -62 | -18.532 | -248 | |||||||
Nettoresultaat exploitatie vastgoedportefeuille | 36.023 | 464 | 49.623 | 349 | |||||||
Verkoopopbrengst vastgoedportefeuille | 802 | 1.390 | 1.618 | 328 | |||||||
Verkoopkosten vastgoedportefeuille | -29 | 0 | -91 | 0 | |||||||
Toegerekende organisatiekosten | -121 | -2 | -193 | -3 | |||||||
Boekwaarde verkochte vastgoedportefeuille | -485 | -1.390 | -1.208 | -328 | |||||||
Netto gerealiseerd resultaat verkoop vastgoedportefeuille |
167 | -2 | 126 | -3 | |||||||
Overige waardeveranderingen vastgoedportefeuille | -16.877 | -33 | 11.832 | 0 | |||||||
Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille |
41.133 | 765 | 306.637 | 1.354 | |||||||
Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille verkocht onder voorwaarden |
296 | 38 | 337 | 59 | |||||||
Waardeveranderingen vastgoedportefeuille | 24.552 | 770 | 318.806 | 1.413 | |||||||
Opbrengst overige activiteiten | 2.099 | 83 | 1.514 | 0 | |||||||
Kosten overige activiteiten | -2.752 | -91 | -2.007 | 0 | |||||||
Nettoresultaat overige activiteiten | -653 | -8 | -493 | 0 | |||||||
Overige organisatiekosten | -2.764 | -34 | -2.397 | -28 | |||||||
Leefbaarheid | -2.551 | 0 | -2.812 | 0 | |||||||
Bedrijfsresultaat | 54.774 | 1.190 | 362.853 | 1.731 | |||||||
Rentebaten en soortgelijke opbrengsten | 311 | 0 | 293 | 0 | |||||||
Rentelasten en soortgelijke kosten | -17.395 | 0 | -18.522 | 0 | |||||||
Financiële baten en lasten | -17.084 | 0 | -18.229 | 0 | |||||||
Resultaat voor belastingen | 37.690 | 1.190 | 344.624 | 1.731 | |||||||
Belastingen | -7.262 | -100 | -62.787 | -635 | |||||||
Resultaat deelnemingen | 0 | -9 | 0 | -2 | |||||||
Resultaat niet-DAEB | 1.081 | 0 | 1.094 | 0 | |||||||
Resultaat na belastingen | 31.509 | 1.081 | 282.931 | 1.094 |
Gescheiden kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
DAEB | niet-DAEB | DAEB | niet-DAEB | ||||||||
2022 | 2021 | ||||||||||
Kasstroom uit operationele activiteiten | |||||||||||
Operationele Ontvangsten | |||||||||||
Huurontvangsten | 118.543 | 1.332 | 116.372 | 1.175 | |||||||
Vergoedingen | 6.975 | 55 | 6.037 | 54 | |||||||
Overige bedrijfsontvangsten | 425 | 13 | 170 | 1 | |||||||
Ontvangen interest | 10 | 0 | 232 | 0 | |||||||
Saldo ingaande kasstromen | 125.953 | 1.400 | 122.811 | 1.230 | |||||||
Operationele Uitgaven | |||||||||||
Erfpacht | -1 | 0 | -1 | 0 | |||||||
Betalingen aan werknemers | -15.911 | -237 | -14.481 | -216 | |||||||
Onderhoudsuitgaven | -29.350 | -147 | -26.346 | -214 | |||||||
Overige Bedrijfsuitgaven | -26.815 | -232 | -24.437 | -365 | |||||||
Betaalde interest | -17.106 | 0 | -18.853 | 0 | |||||||
Sectorspecifieke heffing onafhankelijk van resultaat | -379 | 0 | -512 | 0 | |||||||
Verhuurdersheffing | -8.287 | 0 | -11.634 | -172 | |||||||
Leefbaarheid externe uitgaven niet investering gebonden |
-1.283 | 0 | -1.251 | 0 | |||||||
Vennootschapbelasting | -3.412 | -50 | 0 | 0 | |||||||
Saldo uitgaande kasstromen | -102.544 | -666 | -97.515 | -967 | |||||||
Kasstroom uit operationele activiteiten | 23.409 | 734 | 25.296 | 263 | |||||||
Kasstroom uit investeringsactiviteiten | |||||||||||
MVA ingaande kasstroom | |||||||||||
Verkoopontvangsten bestaande huur, woon- en niet woongelegenheden |
755 | 1.205 | 1.483 | 172 | |||||||
Verkoopontvangsten woongelegenheden (VOV) na inkoop in dPi periode |
0 | 185 | 0 | 156 | |||||||
(Des)Investeringsontvangsten overig | 456 | 0 | 0 | 0 | |||||||
Tussentelling ingaande kasstroom MVA | 1.211 | 1.390 | 1.483 | 328 | |||||||
MVA Uitgaande kasstroom | |||||||||||
Nieuwbouw huur, woon- en niet woongelegenheden | -23.954 | 0 | -12.271 | 0 | |||||||
Woningverbetering. woon- en niet woongelegenheden | -17.717 | 0 | -6.863 | 0 | |||||||
Aankoop, woon- en niet woongelegenheden | -10.223 | -20 | -1.040 | -279 | |||||||
Sloopuitgaven, woon- en niet woongelegenheden | -910 | 0 | -349 | 0 | |||||||
Investeringen overig | -298 | 0 | -655 | 0 | |||||||
Verwerving van materiële vaste activa | -53.102 | -20 | -21.178 | -279 | |||||||
Saldo in- en uitgaande kasstroom MVA | -51.891 | 1.370 | -19.695 | 49 |
DAEB | niet-DAEB | DAEB | niet-DAEB | ||||||||
2022 | 2021 | ||||||||||
FVA | |||||||||||
Ontvangen lening en dividenden niet-DAEB tak | 2.104 | 0 | 312 | 0 | |||||||
Uitgaven lening en dividenden | 0 | -2.104 | 0 | -312 | |||||||
Saldo in-en uitgaande kasstromen financiële vaste activa | 2.104 | -2.104 | 312 | -312 | |||||||
Kasstroom uit investeringsactiviteiten | -49.787 | -734 | -19.383 | -263 | |||||||
Kasstroom uit financieringsactiviteiten | |||||||||||
Financiering Ingaande Kasstromen | |||||||||||
Nieuw geborgde leningen | 80.000 | 0 | 93.000 | 0 | |||||||
Financiering Uitgaande Kasstromen | |||||||||||
Aflossing door WSW geborgde leningen | -50.956 | 0 | -99.195 | 0 | |||||||
Aflossing ongeborgde leningen DAEB- investeringen | -1.090 | 0 | -1.954 | 0 | |||||||
Tussentelling uitgaande kasstromen | -52.046 | 0 | -101.149 | 0 | |||||||
Kasstroom uit financieringsactiviteiten | 27.954 | 0 | -8.149 | 0 | |||||||
Mutatie liquide middelen | 1.577 | 0 | -2.236 | 0 | |||||||
Liquide middelen per 1 januari | 10.245 | 1.000 | 12.481 | 1.000 | |||||||
Liquide middelen per 31 december | 11.822 | 1.000 | 10.245 | 1.000 | |||||||
1.577 | 0 | -2.236 | 0 |
De WNT is van toepassing op WoonFriesland. Het voor WoonFriesland toepasselijke bezoldigingsmaximum is in 2022 € 203.000.
1a. Leidinggevende topfunctionarissen met dienstbetrekking en leidinggevende topfunctionarissen zonder dienstbetrekking vanaf de 13e maand van de functievervulling
Leidinggevende topfunctionarissen met dienstbetrekking en leidinggevende topfunctionarissen zonder dienstbetrekking vanaf de 13e maand van de functievervulling inclusief degenen die op grond van hun voormalige functie nog 4 jaar als topfunctionaris worden aangemerkt.
Gegevens 2022 | S.K. Hoekstra | J.A. Kruijer | |||||||||
Functiegegevens | directeur bestuurder | directeur bedrijfsvoering | |||||||||
Aanvang en einde functievervulling in 2021 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | |||||||||
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in fte) | 1,0 | 1,0 | |||||||||
(Fictieve) Dienstbetrekking | Ja | Ja | |||||||||
Bezoldiging | |||||||||||
Beloning plus belastbare onkostenvergoedingen | 182.521 | 193.500 | |||||||||
Beloningen betaalbaar op termijn | 18.980 | - | |||||||||
Subtotaal | 201.501 | 193.500 | |||||||||
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum | 203.000 | 203.000 | |||||||||
-/- Onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag | - | - | |||||||||
Bezoldiging | 201.501 | 193.500 | |||||||||
Reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan | N.v.t. | N.v.t. | |||||||||
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling | N.v.t. | N.v.t. | |||||||||
Gegevens 2021 | |||||||||||
Functiegegevens | directeur bestuurder | directeur bedrijfsvoering | |||||||||
Aanvang en einde functievervulling in 2020 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | |||||||||
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in fte) | 1,0 | 1,0 | |||||||||
(Fictieve) Dienstbetrekking | Ja | Ja | |||||||||
Bezoldiging | |||||||||||
Beloning plus belastbare onkostenvergoedingen | 176.551 | 187.000 | |||||||||
Beloningen betaalbaar op termijn | 18.318 | - | |||||||||
Subtotaal | 194.869 | 187.000 | |||||||||
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum | 197.000 | 197.000 | |||||||||
Bezoldiging | 194.869 | 187.000 |
Gegevens 2022 | Ch. B. Mulder | L.J.M. Hobert | H.J.W. Mulder | ||||||||
Functiegegevens | voorzitter | commissaris | commissaris | ||||||||
Aanvang en einde functievervulling in 2021 | 1/1 - 13/4 | 1/1 - 31/3 | 1/1 - 23/4 | ||||||||
Bezoldiging | |||||||||||
Bezoldiging | 6.500 | 3.875 | 4.854 | ||||||||
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum | 8.593 | 5.005 | 6.285 | ||||||||
-/- Onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag | - | - | - | ||||||||
Bezoldiging | 6.500 | 3.875 | 4.854 | ||||||||
Het bedrag van de overschrijding en reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | ||||||||
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | ||||||||
Gegevens 2021 | |||||||||||
Functiegegevens | voorzitter | commissaris | commissaris | ||||||||
Aanvang en einde functievervulling in 2021 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | ||||||||
Bezoldiging | 22.000 | 15.000 | 15.000 | ||||||||
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum | 29.550 | 19.700 | 19.700 | ||||||||
Gegevens 2022 | J.A.F.A. Timmermans | R.H. Mossel | |||||||||
Functiegegevens | Commissaris | Commissaris | |||||||||
Aanvang en einde functievervulling in 2022 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 1/4 en 1/7 - 31/12 | |||||||||
Bezoldiging | |||||||||||
Bezoldiging | 15.500 | 11.625 | |||||||||
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum | 20.300 | 15.239 | |||||||||
-/- Onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag | - | - | |||||||||
Bezoldiging | 15.500 | 11.625 | |||||||||
Het bedrag van de overschrijding en reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan | N.v.t. | N.v.t. | |||||||||
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling | N.v.t. | N.v.t. | |||||||||
Gegevens 2021 | |||||||||||
Functiegegevens | Commissaris | Commissaris | |||||||||
Aanvang en einde functievervulling in 2021 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | |||||||||
Bezoldiging | 15.000 | 15.000 | |||||||||
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum | 19.700 | 19.700 | |||||||||
Gegevens 2022 | R.H. Mossel | W.J. Mansveld | J.C. Bijlsma | J.B. Rijpkema | |||||||
Functiegegevens | Voorzitter | Voorzitter | Commissaris | Commissaris | |||||||
Aanvang en einde functievervulling in 2022 | 1/4 - 30/6 | 1/7 - 31/12 | 1/4 - 31/12 | 1/4 - 31/12 | |||||||
Bezoldiging | |||||||||||
Bezoldiging | 5.688 | 11.375 | 11.625 | 11.625 | |||||||
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum | 7.592 | 15.350 | 15.295 | 15.295 | |||||||
-/- Onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag | - | - | - | - | |||||||
Bezoldiging | 5.688 | 11.375 | 11.625 | 11.625 | |||||||
Het bedrag van de overschrijding en reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | |||||||
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. |
3. Overige rapportageverplichtingen op grond van de WNT Naast de hierboven vermelde topfunctionarissen zijn er geen overige functionarissen met dienstbetrekking die in 2022 een bezoldiging boven het individueel toepasselijk drempelbedrag hebben ontvangen.
1. Statutaire winstbestemmingsregeling
De winstbestemming vindt plaats overeenkomstig artikel 25 van de statuten. Daarin is bepaald dat de directie met
goedkeuring van de raad van commissarissen vaststelt welk deel van de winst wordt toegevoegd aan de reserves.
Deel deze pagina: